-20-
Wethouder Niihoff merkt op dat er altijd nog besloten kan worden om een
raming vanuit de post onvoorzien terug te boeken.
De heer van der Spek heeft er geen bezwaar tegen als het college bedoelt
dat dat een post onvoorzien is voor wegenkarweitjes. Maar de post
onvoorzien is een algemene post onvoorzien waar onder andere de
muziekschool Roosendaal uit betaald wordt. Zojuist is opgemerkt dat het
college niet zomaar uit de post onvoorzien kan putten maar daar is al
zoveel uit geput dat die post allang rood staat. Op deze manier maak je
die weer groen. Kortom, de heer van der Spek vindt het onjuist dat geld
dat is klaargezet om te gebruiken voor de wegen, dat dat aan andere zaken
toegewezen gaat worden.
Bij de rijksoverheid noemen ze dat switchen en dat is hoogst verboden.
Wethouder Nijhoff zegt dat dan naar andere zaken ook gekeken moet worden.
Feitelijk zou gekeken moeten worden naar begroting, rekening, en wat er
daadwerkelijk is uitgevoerd en wat er niet is uitgevoerd en waarom niet.
Zo ontstaat er dan een andere discussie.
De heer van de Merbel merkt op dat nu al wordt gekeken naar de besteding
van het te verwachten overschot over 1992.
Overigens vindt de heer van de Merbel dat nu het collegevoorstel dient te
worden overgenomen en dat later op de rest moet worden terguggekomen.
De voorzitter brengt het voorstel in stemming van het college tot
tussentijdse aanpassing van de gemeentebegroting 1992 zonder dat daar
wijzigingen op aangebracht worden.
De heer van de Merbel merkt op reeds een toezegging te hebben gekregen van
de wethouder ten aanzien van het Masterplan. Die toezegging dient gestand
gedaan te worden.
De voorzitter merkt op dat de f. 1.464,00 van BRO inderdaad zullen worden
opgenomen.
Vervolgens wordt met de stem van de WD-fractie tegen en met de aanvulling
van de heer van de Merbel, besloten tot tussentijdse aanpassing van de
gemeentebegroting 1992 middels de 26e wijziging.
Voorstel tot vaststelling van de Verordening gemeentelijk minimafonds.
De heer de Vos merkt op dat de fractie van de P.v.d.A. kan instemmen met
het voorstel. Hij heeft echter twee punten waar hij iets over zou willen
zeggen.
Ten eerste refereert hij aan hetgeen is gesteld in het laatste punt van de,
beleidsuitgangspunten ten aanzien van het minimabeleid. Daarin staat dat
na een uitvoeringsperiode van een jaar een evaluatie antwoord zou kunnen
geven op de vraag of hier binnen de gemeente een commissie sociale zaken
ingesteld zou moeten worden.
Hij vraagt of inderdaad de mogelijkheid opengehouden wordt voor de
instelling van een dergelijke commissie.
Vervolgens zijn in de verordening negen punten opgesomd waarvan de
gemeente denkt dat dat punten zijn waar kosten van gedeclareerd kunnen
worden. Hij kan zich voorstellen dat er het komende jaar toch punten zijn
die niet zijn opgenomen maar waarvan men vindt dat die wel behoren te
worden toegevoegd.
In commissieverband zou daar dan over gediscussieerd kunnen worden opdat
toevoeging van punten tot de mogelijkheden behoort.
Naar zijn mening zou een commissie sociale zaken daar meer voor geëigend
zijn dan een commissie O.C.S.W..
Hij zou dus de instelling van een commissie sociale zaken straks willen
betrekken in de evaluatie van deze zaak.
Rest hem tot slot nog de vraag met betrekking tot artikel 11,
bezwaarschriften.
Hem is niet duidelijk wie die bezwaarschriften gaat behandelen. Doet dat
de commissie Arob of gaat dat het college zelf doen?