-3- De heer van de Merbel heeft de vorige vergadering een opmerking gemaakt datde burgemeester een vergadering van het werkvoorzieningsschap heeft bijgewoond waarvan hij stelde dat zij daartoe niet bevoegd was. Zij heeft daar toen op geantwoord dat dat wel kon op grond van de gemeentewet Volgens hem heeft de voorzitter daar toch een vergissing gemaakt. Ondertussen heeft hij de betreffende gemeenschappelijke regeling daar op nageslagen en hij heeft de secretaris een afschrift gegeven van een relevant artikel. In artikel 5 staat duidelijk omschreven dat een plaatsvervangend bestuurslid door de gemeenteraad dient te worden aangewezen. De situatie is dus niet anders dan door de heer van de Merbel al gesteld. De voorzitter is niet aangewezen door de raad en daarom was zij ook niet bevoegd om op te treden als bestuurslid van het werkvoorzieningsschap. Hij haalt deze zaak opnieuw aan om dat zowel de heer van de Merbel als de voorzitter altijd zoveel mogelijk op zoek zijn naar de waarheid in het leven. De voorzitter zegt dat hij waarschijnlijk hoopt die waarheid te vinden en dat hoopt zij ook maar zij denkt niet dat zij die zullen vinden in dit leven. De heer van de Merbel zegt dat hij desondanks toch zijn best blijft doen. Wat hij echter nu wil weten is of de voorzitter nog steeds van mening is dat zij gelijk heeft en zo ja, dan wil hij vernemen wat de beide wethouders daar van vinden. De voorzitter zegt dat de heer van de Merbel het college geweldig van dienst is geweest door artikel 5 te overhandigen aan de secretaris. Overigens is de afgelopen weken binnen het college gesproken over de onderlinge vervanging en het college heeft zich afgevraagd of het niet verstandig zou zijn om allemaal eikaars vervanger te zijn. Voor de periode die dit college nog te gaan heeft zou daartoe besloten kunnen worden. Misschien is het goed dat het college nog eens met elkaar van gedachten wisselt over deze zaak. De heer van de Merbel zegt dat het inderdaad een uitstekende zaak zou zijn wanneer dat op die manier geregeld zou kunnen worden. In de vorige vergadering is als voorbeeld aangehaald dat je binnen een commissievergadering ook niet zomaar aanschuift zonder commissielid te zijn. De voorzitter zegt dat nu iedereen een vervanger heeft en het zou goed zijn als je voor eenieder twee vervangers aanwijst. De heer van de Merbel zegt dat als de gemeenschappelijke regeling dat toelaat inderdaad een tweede vervanger aangewezen kan worden. Dan dient echter door de raad een plaatsvervangend lid aangewezen te worden en niet door het college. De heer Bienefelt stelt voor om de weg die door de heer van de Merbel wordt aangegeven om die niet in te slaan. Wanneer dat wel wordt gedaan kan je toch nog in situaties komen dat je naar goedvinden moet handelen. Het is onmogelijk om in alle mogelijkheden te voorzien. Hij denkt dat het dus in feite onzin is want dan zou je ook voor de commissies alles anders in moeten vullen. Die zaken zijn overigens niet vergelijkbaar. Hij stelt voor om die opmerkingen wat dat betreft voor kennisgeving aan te nemen. De heer van de Merbel merkt op dat de gemeenschappelijke regeling niet alleen de mogelijheid biedt aan collegeleden om als lid te worden aangewezen. Ook leden van de raad kunnen worden aangewezen. Toen de voorzitter de vorige keer naar het werkvoorzieningsschap ging had ook een raadslid kunnen gaan, bijvoorbeeld de heer Bienefelt alhoewel dat misschien niet zo'n gelukkige keuze zou zijn geweest.

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1992 | | pagina 164