-8- Concreet wil het CDA dus weten of deze punten daadwerkelijk zo worden nagestreefd Daarnaast merkt hij op dat de start van de termijn een beetje vaag omschreven is. De voorzitter merkt op dat de start van de termijn een beetje een moeilijk punt blijft. Het komt voor dat de welstandscommissie een bouwaanvrage een eerste en een tweede keer en soms ook een derde of vierde keer afkeurt. Dan heeft de betreffende commissie niet voldoende aan zes weken en dan betekent dat automatisch dat de gemeente niet voldoende heeft aan drie maanden. Nagegaan dient dus te worden, zowel voor de duidelijkheid intern als naar de burgers toe, hoe omgegaan moet worden met de ontvangsttermijn. De termijn van drie maanden is ook niet haalbaar wanneer er een bijzondere procedure nodig is of wanneer er ontheffingen gevraagd moeten worden of wanneer er een artikel 19-procedure doorlopen moet worden. De voorzitter geeft dus nogmaals aan dat kritisch gekeken moet worden naar een oplossing voor de ontvangsttermijn. Een normale bouwvergunning waar geen problemen mee zijn zal wel binnen drie maanden afgewikkeld kunnen worden. Bouwvergunningen waar de welstandscommissie moeite mee heeft zullen niet binnen drie maanden afgerond kunnen worden. Het college is er dus nog niet aan uit of de datum van ontvangst moet worden bepaald op de datum dat het bouwplan met al zijn onvolkomenheden binnenkomt of dat je de termijn van drie maanden moet gaan laten lopen op het moment dat er een welstandsadvies ligt. Echter wanneer het laatstgenoemde moment wordt aangehouden valt er nog te discussieren over de vraag of het een gunstig of een niet gunstig welstandsadvies betreft. Is het een gunstig advies is er niets aan de hand is het een afwijzend advies kan er wel wat aan de hand zijn want dan kun je soms twee, drie maanden over en weer corresponderen. De voorzitter geeft hiermee aan dat deze zaak het college de nodige zorg geeft. Intern zullen in ieder geval procedurelijnen voor bouwvergunningen opgesteld worden. Deze richtlijnen zullen duidelijk kenbaar worden gemaakt aan de bevolking en ook de raad zal hierover worden geïnformeerd. De heer Bienefelt kan zich voorstellen dat de termijn af en toe een beetje krap is. Hij denkt dat het vooral belangrijk is dat degene die een aanvrage indient dat die weet wanneer hij uitsluitsel krijgt. Wanneer dus pas begonnen wordt met een termijn als het advies van de commissie terugkomt dan is dat een open zaak. Het CDA wil graag dat dit een gecontroleerde kwestie is. Wanneer de tijd die ermee gemoeid is langer wordt dan kan degene die de aanvraag heeft ingediend daar bericht van krijgen. Als je als standdaard niet hebt dat je binnen een bepaalde termijn iets terug moet horen dan kun je niet spreken van een goede service naar de burgers en uiteindelijk vindt het CDA dat wel belangrijk. Er moet een basisplan zijn en voor de uitzonderingen moet je zorgen dat er informatie komt. De aard van de problemen zal de lengte van de termijnen bepalen, dat is duidelijk. Een heleboel zaken zijn standaard en dan zit men te wachten en dan weet men niet of de zaak geregeld is of dat het nog ergens zweeft. De heer Evers vraagt of het college gebonden is aan het advies van de welstandscommissie De heer de Vos reageert nog op het antwoord dat de voorzitter gaf aan de heer Bienefelt. Formeel denkt de heer de Vos dat het college op een verkeerd spoor zit wanneer zij de termijn van drie maanden pas laat starten op het moment dat het advies binnenkomt van de welstandscommissie. De drie maanden gaan lopen, en dat staat in artikel 2.2.1 van de zojuist aangenomen bouwverordening, op het moment dat de aanvrager zijn stukken overhandigt. Daarvoor krijgt hij dan namens burgemeester en wethouders een ontvangstbevestiging uitgereikt waarin, en dat staat ook letterlijk in de bouwverordening, de datum van ontvangst is vermeld. Dus die datum ligt al

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1992 | | pagina 132