-8-
tegen aanwijzing van het gebied aan de Molenstraat als locatie voor de plaatsing
van het jeugdhonk.
Wethouder Nijhoff merkt op dat de heren Van der Spek en Bienefelt er op
aandringen dat de financiële aspecten aangaande deze zaak in de gaten en in de
hand gehouden worden. Hij zegt toe dat het college dit zal doen. Met betrekking
tot de vraag van de heer Van der Spek inzake de rechtspersoonlijkheid zegt hij
dat er wel als zodanig een bestuur is gevormd, een bestuur echter dat niet door
statuten wordt gesteund. Als rechtspersoon kan het bestuur niet worden
aangesproken. De gemeente is eigenaar van het jeugdhonk en zal voorlopig
eigenaar blijven. Misschien dat in de toekomst de situatie zich zal wijzigen.
Dan zal moeten worden bezien welke voor- en nadelen daaraan kleven. Een en ander
is op dit moment niet te overzien. Het college zal erop toezien dat de jongeren
zich gedragen en geen overlast veroorzaken voor de buurt. Hij heeft er
vertrouwen in dat de jongeren geen overlast zullen veroorzaken, mede gezien de
discussies en gesprekken die gevoerd zijn aangaande deze zaak. Met betrekking
tot de vraag van de heer Bienefelt inzake het medegebruik denkt hij dat er goede
procedures opgesteld moeten worden en dat er inzicht moet zijn van alles wat er
gebeurt in het jeugdhonk. Het college zal in dit kader zeerzeker toezicht houden
op het geheel. Er wordt maximaal f. 10.000,-- beschikbaar gesteld ten behoeve
van het plaatsen van het gebouw. Hij heeft begrepen dat de raad hiermee accoord
gaat. Hij zegt nogmaals dat hij alle vertrouwen in de begeleiding en de jongeren
heeft en dat het met het jeugdhonk goed zal gaan in de toekomst.
De heer Van der Werf zegt dat er afgesproken is dat de gemeente in ieder geval
de eerste jaren rechtspersoon zou zijn over het jeugdhonk. Hij vraagt of dat
juist is.
De voorzitter antwoordt dat dat correct is. Hierover is besluitvorming geweest
in de vorige raadsvergadering.
De heer Van der Spek merkt op dat hij niet gedoeld heeft op
rechtspersoonlijkheid wat betreft het gebouw, maar gesproken heeft van een
rechtspersoonlijkheid die aanspreekbaar is door de gemeente wanneer er aan de
jongerengroep duidelijk gemaakt moet worden dat het niet langer kan op de manier
zoals die zich voltrekt. Zijn vraag is wie het college aanspreekt wanneer een
dergelijke situatie zich voordoet. Wellicht dat dan het sociaal cultureel werk
van Zevenbergen aangesproken moet worden.
Wethouder Nijhoff denkt dat er mensen aangesproken kunnen worden zonder dat er
sprake is van de rechtspersoon. Het college weet duidelijk wie de jongeren
begeleidt en is van mening dat het mogelijk is om de begeleiding aan te spreken
in het geval zaken lopen op een manier die niet goed is. Het wordt volgens hem
een beetje een mechanisch gebeuren wanneer er verplicht sprake moet zijn van een
rechtspersoon. Wanneer de onregelmatigheden zijn kan het ook mogelijk zijn dat
de betreffende persoon die deze onregelmatigheden veroorzaakt rechtstreeks
aangesproken wordt via de normale wetten. Hij neemt aan dat in goed overleg het
college en de begeleiding van de jongeren op een goede wijze met elkaar kunnen
omgaan.
De voorzitter merkt op dat de begeleiders hebben laten weten dat ze een
penningmeester, secretaris en voorzitter hebben. In het bestuur zitten 5 mensen,
2 uit de begeleidingsgroep, 2 uit de jongerengroep en 1 uit de groep van ouders.
Ze denkt dat dit bestuur het aanspreekpunt is voor het college. De personen
hebben zichzelf middels een brief aan het college gepresenteerd als bestuur. Ze
denkt dat het college in eerste instantie met deze groep mensen moet proberen
zaken af te kaarten. Het bestuur is niet direct een rechtspersoon zoals de heer
Van der Spek graag zou zien, maar de mensen hebben zich in ieder geval al
gebundeld tot een formeel bestuur. Wanneer zaken goed lopen, dan denkt ze dat er
niet perse een rechtspersoon met statuten moet zijn. Wanneer het in de praktijk
blijkt dat het nodig is dat er een rechtspersoon aanwezig is, dan zal daarover
worden gepraat met de raad.
De heer Van de Merbel merkt op dat wat zijn fractie betreft het voorstel een
hamerstuk had mogen zijn. Het college heeft vorige week overleg gevoerd met de
fractievoorzitters en is geruime tijd over de zaak gesproken. Hij denkt dat over