-6-
6Voorstel tot het ongegrond verklaren van het beroepschrift van de heer P.C.
Dam. Volgnr. 91-1-1.
De heer De Vos zegt dat bij dit soort beroepschriften er veelal sprake is van
een formele kant en een menselijke kant. Formeel gezien kan de raad niet anders
dan te besluiten overeenkomstig het advies van burgemeester en wethouders. Zijn
fractie moet het besluit om de bouwvergunning niet te verlenen steunen. Het
bestemmingsplan laat geen mogelijkheden om een bouwvergunning te verlenen. Zijn
fractie vindt dat deze zaak bepaalde punten heeft die er voor pleiten om de
woning juist wel daar te bouwen waar de heer Dam dit wenst. Met name de
argumenten die de heer Dam aandraagt zijn in de ogen van zijn fractie goede
argumenten. Zijn fractie vraagt het college te bezien of het niet mogelijk is om
het bestemmingsplan aan te passen. Dit is niet eenvoudig daar het beleid van de
provincie niet veel mogelijkheden toelaat, maar zijn fractie acht het een goede
zaak wanneer toch onderzocht wordt of er enige mogelijkheid is om de bouw te
realiseren.
De voorzitter antwoordt dat de gemeente in het verleden een ander geval heeft
gehad. Daarbij ging het ook over het bouwen van een woning in het buitengebied
en was er ook strijd met het bestemmingsplan. Er is toen contact geweest met de
provincie en een en ander heeft tot niets geleid. De tijd dat dit afspeelde is
ongeveer 1 1/2 jaar geleden. Het college vindt dat de burgers serieus genomen
moeten worden. Het college heeft alle waardering voor de argumenten die de heer
Dam noemt en wil best naar menselijke kanten van zaken kijken. Wanneer men
bijvoorbaat echter al weet dat het toch stuk loopt op de provincie, dan heeft
het niet erg veel zin om aangaande deze zaak de provincie weer eens te
benaderen, zeker ook gezien het feit dat de vorige zaak zich nog maar 11/2 jaar
geleden heeft voltrokken. Het college houdt de kwestie in de gaten, in die zin
dat het college op de voet zal volgen hoe de provincie aankijkt tegen het bouwen
in het buitengebied. Het bouwen van de woningen van mevrouw Van der Heijden en
de heer Otto in Oudemolen heeft in het verleden problemen opgeleverd. De
gemeente heeft bij de provincie met bewijzen moeten komen, onder anderen ook dat
het ging om geboren en getogen Fendertse mensen. De heer Dam heeft jaren in
Roosendaal gewoond en is van oorsprong geen Fijnaarter. Zijn vrouw wel. De
familie Dam heeft in de Polderstraat gewoond, hebben de woning verkocht en zijn
daarna naar de dijk getrokken. Dat huis is inmiddels ook verkocht en de heer en
mevrouw Dam wensen nu graag een woning in het buitengebied. Het college denkt
dat men zich als gemeente niet ongeloofwaardig moet maken bij de provincie.
Genoemde punten zijn zoveel argumenten die tegen het geval spreken dat het geen
enkele kans van slagen heeft.
De heer Bos merkt op dat men er als raad nog een keer over zal spreken, want hij
meent dat er een verzoek van de heer Dam is om het bestemmingsplan te wijzigen.
Hij wil de provincie op het hart binden dat ze een keer duidelijk is. De
provincie moet geen brief aan de heer Dam sturen, waardoor men na het lezen nog
vrij veel hoop ziet dat het bouwen van de woning wel mag.
De voorzitter antwoordt dat de heer Bos met dit laatste volkomen gelijk heeft.
Het college zal niet nalaten om dit eens bij de provincie onder de aandacht te
brengen.
De heer De Vos kan de argumentatie van de voorzitter volgen. Toch moet hem van
het hart dat men binnen niet al te lange termijn voor een hele rare situatie kan
komen te staan. Enerzijds zou het bestemmingsplan niet gewijzigd kunnen worden
voor een woning, die eigenlijk verder niemand in de weg staat. Anderzijds zou er
vanuit de provincie een brief kunnen komen waarin staat dat het bestemmingsplan
gewijzigd moet worden voor Fijnaart en Heijningen, omdat er een TGV over het
grondgebied komt te rijden. De TGV zou op ongeveer dezelfde plaats kunnen komen
te rijden waar de heer Dam geen woning kan bouwen, omdat dat het bestemmingsplan
niet toelaat. Hij heeft hiermee, wanneer men deze twee punten tegen elkaar
afzet, moeite.
De voorzitter antwoordt dat het gevoelen van het college niet anders is dan het
gevoelen, zoals de heer De Vos zojuist heeft verwoord.