-9-
De heer Van de Merbel vervolgt zijn betoog en zegt dat punt 6 van het reglement
uitdrukkelijk aangeeft dat de vragen in eerste instantie beantwoord kunnen
worden door een lid van elke raadsfractie. Tijdens het vragenhalfuurtje op 21
februari 1991 is overigens ook al met deze bepaling de hand gelicht, maar daar
gaat het bij hem niet om. Waar het hem om gaat is dat er in het reglement wel
degelijk sprake is van de mogelijkheid tot een discussie in meer dan een
termijn. De woorden in eerste instantie duiden er immers op dat er nog tenminste
een volgende discussieronde is toegestaan indien of de vragenstel(1(st)er of de
raadsleden daaraan behoefte blijken te hebben. Of er al dan niet werkelijk een
volgende discussieronde gehouden wordt staat weliswaar mede ter beoordeling van
de discussieleiding, maar kan door deze niet worden tegengehouden met een
verwijzing naar het reglement. Dit laatste is op 21 februari jongstleden helaas
wel gebeurd en dat vormde voor hem de aanleiding om middels een raadsvraag te
reageren. De antwoord-brief bevat overigens een passage over een door mevrouw
Grootenboer -althans naar de mening van het college- begane vormfout. Hij wijst
het college erop dat mevrouw Grootenboer de vragen en haar naam eigenhandig op
papier heeft gezet. Zij heeft haar vragen zelf voorgelezen. Niemand hoeft er aan
te twijfelen dat de vragen op een rechtsgeldige manier zijn gesteld. De
opmerking van het college over het ontbreken van een ondertekening vindt hij
voor de beantwoording van zijn raadsvraag totaal niet relevant en in de richting
van de vragenstelster, mevrouw Grootenboer, vindt hij het achterafcommentaar van
het college niet erg elegant. Een en ander is inmiddels besproken binnen de
fractievergadering, omdat zijn fractie voorstander is van een goed geregeld
vragenhalfuurtje waarbij iedereen weet waaraan hij of zij zich moet houden. Zijn
fractie vraagt het college van deze zaak een agendapunt te maken voor de
vergadering van de commissie Bestuurlijke Aangelegenheden. Omtrent het woord
"instantie" verwijst hij de voorzitter naar het reglement van orde van de
vergadering van de raad van Fijnaart en Heijningen. In artikel 24 wordt het
woord instanties gebruikt, daar waar bedoeld wordt termijnen. Op dit punt hoeft
er geen discussie te worden gevoerd. Het mag wat hem betreft, maar hij denkt wat
dat betreft het gelijk niet aan de kant van de voorzitter zal zijn. Zijn
suggestie om het bespreekbaar te maken in een commissievergadering zou hij graag
gehonoreerd willen zien.
De voorzitter merkt op dat het gelijk wel aan de kant van het college isIn de
brief van het college staat wat het college van de suggestie van de heer Van de
Merbel vindt. De vraag namens zijn fractie van de heer Van de Merbel om er een
agendapunt van te maken voor de vergadering van de commissie Bestuurlijke
Aangelegenheden zal binnen het college worden besproken. Bezien zal worden of de
vraag al dan niet gehonoreerd moet worden. De heer Van de Merbel heeft woorden
genoemd als niet relevant en niet elegant. Voor de uitleg van een begrip, in dit
geval "instantie", kan niet verwezen worden naar een ander reglement. Op deze
wijze wordt er zelf weer geïnterpreteerd. Wanneer gesproken wordt over het feit
dat het niet elegant is geweest richting mevrouw Grootenboer, dan wenst ze naar
voren te brengen dat het college niet van plan is geweest om in de richting van
mevrouw Grootenboer, oud raadslid van de gemeente, niet elegant te zijn. Ze zegt
dat de heer Van de Merbel in de brief aan het college met woorden is begonnen,
waarvan het college vindt dat ze ook niet altijd elegant overkomen. Het college
heeft aan de hand van de vragen van de heer Van de Merbel precies bekeken hoe
zaken liggen en geregeld zijn in het reglement. De heer Van de Merbel heeft in
de antwoord-brief kunnen lezen wat het college van de zaak vindt. Er kan lang en
breed gediscussieerd worden over de materie. Eens zullen het college en de heer
Van de Merbel het er zeerzeker niet over worden, omdat men geen appels met peren
kan vergelijken. De heer Van de Merbel verwijst naar artikel 7 van het reglement
aangaande het vragenhalfuurtjeDit artikel vermeldt: "...eerste instantie
beantwoord worden door een lid van elke in de raad vertegenwoordigde fractie van
geval tot geval door die fractie aangewezen"Dit betekent dat de heer Van de
Merbel kennelijk aan haar als voorzitter van de raad vraagt om formeel de regels
toe te passen. Een en ander houdt in dat wanneer er een vraag tijdens het
vragenhalfuurtje wordt gesteld, zij aan elke fractie moet vragen: "Wie is in