wil onze fractie niet verhelen, dat zij niet zonder zorg is over de wijze waarop het college zich zowel binnen als buiten het gemeentehuis meent te moeten presenteren. Zonder in het navolgende volledigheid te willen nastreven memoreren wij in de eerste plaats de voorshands toch wel zeer onduidelijke en in sommige opzichten zelfs krakke mikkige wijze waarop het college tot nu toe omgaat met de problematiek rondom de reorganisatie van het ambtelijk apparaat. Deze aanpak heeft bijgedragen aan het ontstaan van een vertrouwenscrisis tussen een groot deel van het personeel en het college en aan het ontstaan van wrevel en achterdocht binnen meerdere raadsfracties. In dat klimaat mag het uitlekken van het organisatie-advies en de vervolgens daardoor ontstane publieke commotie niet als verwonderlijk worden beschouwd. (Dit betekent overigens niet dat wij het laten uitlekken van vertrouwelijke stukken op enigerlei wijze goed keuren). Evenmin is het in een dergelijk werkklimaat verwonderlijk te achten, dat de motivatie binnen het ambtelijk apparaat zienderogen afneemt, hetgeen zich onder meer uit in de vorm van het onbeantwoord blijven en soms zelfs spoorloos zoek raken van brieven van burgers. Onze fractie ziet deze gang van zaken met lede ogen aan, dit temeer omdat wij ons middels een partijgenoot in het college mede verantwoordelijk voelen voor (het ontbreken van een degelijk sociaal personeelsbeleid, dit overigens zonder afbreuk te willen doen aan de verantwoordelijkheid van andere raadsfracties. Sprekend over de mede-verantwoordelijkheid van andere raadsfracties dan doelen wij niet uitsluitend op onze coalitiegenoot, de fractie van het CDA, maar dan betrekken wij daarin zeker ook de fracties van Gemeentebelangen en VVD. De omstandigheid, dat beide laatstgenoemde fracties niet zelf een wethouder leveren aan het huidige college en ook het feit, dat zij niet uitdrukkelijk hebben ingestemd met de in september 1990 gepresenteerde beleidsuitgangspunten van het zittend college, maakt hen niet tot tweederangsfracties binnen deze gemeenteraad. Zowel de fractie van Gemeentebelangen als de fractie van de VVD hebben, naar onze opvatting, het volste recht om betrokken te worden bij en ook geïnformeerd te worden over alle zaken, welke de raad als zodanig aangaan. Wanneer het college bij monde van haar voorzitter van dit principe afwijkende geluiden meent te moeten ventileren, dan wenst onze fractie zich daarvan zeer nadrukkelijk te distantiëren. Overigens hebben wij de indruk, dat de door ons gewraakte uitspraken van de raadsvoor zitter, gedaan in de rondvraag tijdens de raadsvergadering van 24 oktober 1991, niet representatief zijn voor alle opvattingen, welke er binnen het college bestaan over de rol van de niet in de coalitie deelnemende raadsfracties. Hoewel het college gekozen zegt te hebben voor collegiaal bestuur, valt op te merken, dat het gemeentelijk voorlichtingsbeleid in het algemeen is geconcentreerd rondom de persoon van de burgemeester, terwijl de beide wethouders kennelijk weinig ruimte hebben (of nemen?) om hun beleidsvelden zelf via de media te doen belichten en zich ook daardoor scherper te profileren. Nu de wethouders inmiddels een behoorlijke inwerkperiode achter de rug hebben vinden wij het tijd worden, dat het college middels een herschikking van portefeuilles of anderszins tot een nadere taakverdeling komt, waarbij vooral de gekozen leden een directere verantwoordelijkheid gaan dragen voor het beheer van hun portefeuilles en voor blad: 2 t

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1991 | | pagina 182