-12-
milieu, terwijl het onderwerp alleen iets betreft aangaande een constructie
waarbinnen men een aantal taken uitvoert. Hij vindt het een beetje goedkoop om
daar een aantal andere dingen aan te hangen. Zijn fractie vindt het laatst
gedane voorstel van het college duidelijk en wenst daarmee in te stemmen.
De heer Van der Werf verzoekt het voorstel van het college in stemming te
brengen
De voorzitter brengt het voorstel in stemming.
De raad besluit met 11 stemmen vóór en 2 stemmen tegen overeenkomstig het
voorstel van burgemeester en wethouders om voorlopig niet deel te nemen aan het
NMP+-project
Vóór stemmen mevrouw Oostdijck en de heren Bienefelt, Haverkamp, Laros, Bos,
Evers, Van der Werf, Breure, Van der Spek, De Jong en Nijhoff.
Tegen stemmen de heren Van de Merbel en De Vos.
9Rondvraag
De heer Laros merkt op dat de 30-km-zone is Westkreek is gerealiseerd. Zijn
fractie stelt vast dat de verkeersveiligheid er niet beter op geworden is. Dit
geldt met name voor de omgeving Witte Roos. Op genoemde plaats is het namelijk
onduidelijk wie daar voorrang heeft. Hij vraagt wat de visie van het college
hierop is.
De voorzitter zegt de heer Laros toe dat het college een en ander zal nagaan.
Mocht het inderdaad niet duidelijk zijn met betrekking tot wie er voorrang
heeft, dan zegt ze toe dat het college daarin verbeteringen zal aanbrengen. De
30-km-zonering is aangelegd in het kader van de verkeersveiligheid en uiteraard
niet om het verkeersonveiliger te maken. Het college zal het met spoed nagaan,
voordat er ongelukken gebeuren.
De heer Van der Spek heeft 3 vragen, waarvan er één een samengestelde vraag is.
Tijdens de raadsvergadering van 24 oktober heeft hij bij de behandeling van de
rondvraag een viertal vragen gesteld. Drie vragen daarvan zijn vragen met
betrekking tot het overleg met de bonden, de besluitvorming omtrent het rapport
Twijnstra Gudde en de financiële consequenties daarvan, en een zaak betreffende
de medezeggenschapscommissie. De voorzitter heeft geantwoord dat de vragen
schriftelijk zouden worden beantwoord, ook omdat het interessant zou zijn om het
antwoord te zenden aan de overige raadsleden. Het is nu een maand later en hij
wacht nog steeds op het antwoord van het college. Als het antwoord zou zijn dat
er reeds met elkaar over gesproken is in besloten bijeenkomsten, dan is zijn
fractie van mening dat dat geen antwoord geven is op vragen die in het openbaar
zijn gesteld. 1
Op 5 september 1991 heeft de voorzitter toegezegd dat de resultaten van het
overleg met de bonden aan de raad zouden worden meegedeeld. Tevens werd
toegezegd dat het rapport van Twijnstra Gudde in een verdere
besluitvormingsprocedure zou worden gebracht. Daarbij zou betrokken worden het
resultaat van de bonden. Zijn fractie heeft vernomen dat het overleg met de
bonden inmiddels heeft plaatsgehad. Het college heeft daarover nog niets aan de
raad gerapporteerd. Het college had dat hedenavond kunnen doen. Het spijt zijn
fractie dat ze er nu weer om moet vragen.
Uit perspublicaties heeft zijn fractie begrepen dat er een en ander aan de hand
is omtrent een aardappelhandel in het centrum van het dorp. Het betreft een
zaak, waarover men al meerdere malen heeft gesproken in het kader van de
ruimtelijke ordening. Zijn fractie vraagt of het college overweegt -gezien de
situatie die daar aan het veranderen is- om over de zaak nader terug te komen
bij de raad.
De voorzitter antwoordt op de laatste vraag dat de informatie van het college
niet verder gaat dan datgene wat in de pers staat. Het college heeft eind 1990
of begin 1991 meerdere malen in het kader van de hinderwetvergunning met de
betrokken mensen gesproken. Wanneer er wijzigingen zouden komen, zouden deze
mensen het college daarover informeren. Dit is niet gebeurd. Het college weet
daarom net zoveel als de WD-fractie. Ze denkt dat het vanavond te ver gaat om