-10-
allemaal angstig en het lijkt wel of eenieder in paniek slaat en denkt dat men
morgen dood gaat van het milieu. Hij gelooft daar niet zo in. Hij vraagt wat het
voorstel per burger in 1992 gaat kosten. Hij vraagt waarom de kosten niet
grotendeels worden teruggehaald bij diegenen die de stoffen vervaardigen, welke
stoffen vervolgens de burgers in de maag worden gesplitst. De mensen die de
stoffen vervaardigen maken de winst en de burgers kunnen vervolgens het gelag
betalen. Hij is het absoluut met deze werkwijze oneens. Hij is het met het
standpunt van het college eens om voorlopig niet deel te nemen aan het NMP+-
project. Zijn gehele fractie kan zich hierin vinden.
De voorzitter merkt op dat het milieu het college ook dierbaar is. Fijnaart en
Heijningen neemt naar verhouding op milieugebied de meeste uren af binnen het
totale Streekgewest Westelijk Noord-Brabant. De gemeente had ook als eerste een
hinderwetuitvoeringsprogrammaHet niet meedoen aan het NMP+ betekent niet dat
Fijnaart en Heijningen het milieu niet serieus zou nemen. De heer Van der Spek
heeft terecht gezegd dat het milieu in de mode is. Het college is deze mening
ook toegedaan. Voor iets wat in de mode is moet men niet extreme prijzen vragen.
Men kan het wel proberen, en dat gebeurt ook meestal, maar daarom houdt men
vervolgens ook seizoenopruimingen. Men dient met elkaar te constateren, dat
ondanks alles, de gemeente Fijnaart en Heijningen op dit moment zou kunnen leven
zonder een NMP+-projeetDe gemeente doet namelijk reeds al een aantal zaken in^
het kader van het BUGM. Bovendien kan de gemeenteraad zien dat voor 1992
opgenomen is een bedrag van f. 50.000,-- voor de actualisering van een integraal
rioleringsplan. Ook voor de jaren 1993 en 1994 staan hiervoor bedragen. In het
kader van de commissievergaderingen die gehouden zijn en waarin gesproken werd
over de tarieven, lag het rioleringsrecht zwaar onder vuur. Ze denkt dat de
gemeente zich zal moeten richten op het lijstje zoals dat op dit moment de raad
voorligt. Zodra men zaken gaat toevoegen aan het lijstje, moeten er totaal nieuw
aannames gemaakt worden. Het college is het met de heer Van de Merbel eens dat
het milieu een goede en zorgvuldige behandeling verdient. Het college is het
echter ook eens met de opmerking van de heer Evers, daar waar hij zegt dat men
de milieuvervuiling bij de bron moet aanpakken. Een en ander betekent dat men
dat niet bij de burger moet doen., alswel bijvoorbeeld bij de industrie en dan
met name de verpakkingsindustrie. Mevrouw Epema-Brugman, lid van de PvdA in de
Tweede Kamerfractie, is voorzitter geworden van een commissie die tot taak heeft
om het verpakkingsconvenant wat nader te bekijken. Ze heeft gehoord dat men daar
al 20 jaar mee bezig is, maar nu is men dan zover dat er een convenant komt.
Deze opmerkingen acht ze in de totale context van het milieu best zinvol. Door
de heer Bienefelt is naar voren gebracht dat een en ander op WGR-niveau moet
gebeuren en vraagt wat daarvan de logica is, omdat Fijnaart en Heijningen urerfl
afneemt bij de Milieudienst Roosendaal. Ze merkt op dat binnen het Streekgewest
en binnen het portefeuillehoudersoverleg een eerste discussie heeft
plaatsgevonden over hoe er in de toekomst met de milieutaken omgesprongen dient
te worden en of er tot een gemeenschappelijk apparaat gekomen moet worden. Men
is daar tot op heden nog niet uit. Zodra over deze zaak meer duidelijkheid is
komt het college hiermee terug in de commissie Ruimtelijke Ordening en Milieu.
Komt er één gewestelijk apparaat voor technische milieuhulp dan zal dat
uiteraard de nodige financiële consequenties met zich meebrengen. Wordt de
mening van het college gevraagd, dan merkt ze op dat het college het allemaal
belangrijke acties vindt op het gebied van milieu, maar daarbij van mening is
dat men niet verder moet springen dan men kan overzien. De PvdA-fractie vraagt
het college om het voorstel terug te nemen en vóór 1 december aanstaande met een
nieuw voorstel naar de raad te komen. Het college is van mening dat geen extra
raadsvergadering moet worden belegd en dat hedenavond een besluit inzake dit
voorstel genomen moet worden. Wanneer de raad zou het college zou opdragen om
met een nieuw voorstel vóór 1 december aanstaande bij de raad te komen, dan
merkt ze op dat dat een enorme werkdruk legt op het ambtelijk apparaat. Ze voert
daarbij aan dat men momenteel veel werkzaamheden heeft in verband met de
begrotingsvergadering, die 9 december aanstaande wordt gehouden. Het college
geeft op dit moment de prioriteit aan de begrotingsvergadering. De