-9- evenals het lijstje. De heer Van der Spek heeft gewezen op het feit dat het lijstje niet concreet is en heeft daarbij genoemd "begeleiding en stimulering saneren door derden"Door hem is daarbij verder gevraagd waarop het bedrag van f. 3.000,-- is gebaseerd. Ze antwoordt -en ze heeft dit reeds naar voren gebracht tijdens de commissievergadering- dat dit lijstje is opgesteld met medewerking van medewerkers van DHV. Zij hebben de zaak gebaseerd op kengetallen. Wat het in feite wordt weet men pas wanneer de zaak draait en men weet wat voor saneringen er precies plaats moeten vinden. De heer Bienefelt merkt op dat gesteld wordt dat het een eis is dat er samenwerking is op WGR-niveau. Dit betekent dat alle gemeenten binnen het Streekgewest moeten meedoen. Hij heeft het idee dat de gemeente voor wat betreft de milieutaken een gemeentelijk samenwerkingsverband heeft. De gemeente heeft inzake de inspanning op milieugebied een contract met de gemeente Roosendaal en Nispen. Hij vraagt het college of deze zienswijze correct is en of het college enige logica ziet in de eis om op WGR-niveau samen te werken. De heer Van de Merbel merkt op dat zijn fractie na schorsing en onderling beraad enige opmerkingen wil maken bij de gang van zaken zoals deze zich vanavond voordoet. Zijn fractiegenoot, de heer De Vos, heeft hierover reeds in eerste termijn gesproken en heeft voorgesteld aan het college om de zaak nog eens beter voor te bereiden en op een later tijdstip met een voorstel terug te komen bij de raad. Zijn fractie heeft dit verzoek gedaan, om reden dat het milieu van dusdanig belang is dat een goede en zorgvuldige voorbereiding nodig is. Het milieu is ook een zaak dat heel nadrukkelijk in de beleidsuitgangspunten van het college als zodanig veel aandacht heeft gekregen. Zijn fractie vindt dit ook zeer terecht. Hij denkt dat, nu de raad geconfronteerd wordt met een aantal bedragen, waarvan sommige in de presentatie wat warrig overkomen, het er niet toe moet leiden dat de gemeente terugschrikt voor het geheel en allerlei financiële obstakels opwerpt. De raad wordt nu echt weer eens een keer met het milieu en de zorg daarvoor geconfronteerd en dient daaraan goede aandacht te schenken. Zijn fractie zou het op prijs stellen, gelet op het belang van de zaak en gelet op het feit dat het college een bepaalde inspanningsverplichting heeft aangegaan met betrekking tot de zorg van het milieu, wanneer de gemeente een inspanning doet om te bekijken of het idee, dat thans op tafel ligt, voor de gemeente aanvaardbaar kan zijn. Het college heeft aangegeven dat het uitstellen van het voorstel tot 9 december aanstaande niet haalbaar is, omdat de gemeente dan buiten de boot valt. Zijn fractie stelt in verband hiermee voor om vóór 1 december aanstaande een extra raadsvergadering te houden inzake deze zaak. In het verleden is wel meer voorgekomen dat een extra raadsvergadering werd belegd, daar waar het zeer belangrijke aangelegenheden betrof. De zaak die thans aan de orde is acht zijn fractie ook een belangrijke aangelegenheid. Wanneer het college met een nader voorstel zou komen inzake het NMP+ en zaken daarbij wat nader toelicht, ook in het lijstje dat de raad aangeboden heeft gekregen, dan denkt hij dat het mogelijk is dat de raad op een gegeven moment toch tot een besluit zou kunnen komen om niet deel te nemem aan het NMP+-projeetZijn fractie sluit dat niet uit. Zijn fractie staat wel positief tegenover deze zaak, maar zijn fractie heeft bij deze handelwijze dan wel het gevoel dat op een zorgvuldige wijze tot besluitvorming is gekomen. Wanneer vanavond besloten wordt om voorlopig maar niet deel te nemen aan het NMP+-proj eetdan denkt zijn fractie dat de zorgvuldigheid wat minder aan zijn trekken is gekomen. Zijn fractie verzoekt het college om vóór 1 december aanstaande een extra raadsvergadering te beleggen en met een nieuw voorstel inzake deze materie naar de raad te komen. De heer Bienefelt vraagt de voorzitter of hij hierop mag reageren. De voorzitter merkt op dat de raadsleden twee termijnen hebben gehad. Ze wil de tweede termijn wat strakker gaan hanteren. Ze geeft de heer Evers het woord, die in tweede termijn nog wat naar voren mag brengen. De heer Evers merkt op dat het duidelijk zal zijn dat men zuinig moet zijn op het milieu. Duidelijk zal ook zijn dat men zuinig moet zijn op de financiën. Zijn mening inzake dit voorstel is dat er paniekvoetbal gespeeld wordt. Men is

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1991 | | pagina 157