-14- treden zodra de geheimhouding zou zijn opgeheven. Zijn fractie vindt dat deze handelwijze netjes geweest zou zijn. Zijn fractie vraagt wanneer en hoe het college van plan is om op een behoorlijke manier met de medezeggenschapscommissie over de reorganisatie te overleggen en dan niet op wijze zoals het college heeft gereageerd op de brief van de medezeggenschapscommissie van 17 juni 1991. De heer Bienefelt merkt op dat zijn fractie tijdens de vergadering van 5 september 1991 heeft verwoord dat zij het op dat moment niet zo relevant vond om het rapport van Twijnstra Gudde N.V. openbaar te maken. Omdat vertrouwelijkheid en geheimhouding ook een waas van geheimzinnigheid en daarmee overbodige discussies kan veroorzaken, steunt zijn fractie dit voorstel. Uit het voorstel maakt zijn fractie op dat het personeel middels de medezeggenschapscommissie instemt met het voorstel aan de raad. Hij vraagt of er inmiddels antwoord is gekomen op de brief van burgemeester en wethouders aan de bond over hoe men tot de uitlatingen is gekomen die in de kranten zijn geventileerd. Een breekpunt in de vergadering van 5 september jongstleden leek het continueren van zaken in het kader van de reorganisatie. Een goed gesprek met de bonden is pas mogelijk wanneer er duidelijkheid is en over en weer een goed vertrouwen. Het vervolg van de reorganisatie ziet zijn fractie met vertrouwen tegemoet, omdat zijn fractie heeft gemerkt dat zij in de aanloop van de gehele reorganisatie diverse gelegenheden heeft gekregen om via commissies mee te denken c.q. te beslissen. De heer Van de Merbel merkt op dat het college over de openbaarmaking van het rapport heeft overlegd met de medezeggenschapscommissie en vervolgens als resultaat daarvan een brief heeft gezonden aan alle medewerkers. Hij vraagt waarom deze brief niet ter inzage is gelegd in de raadsportefeuille of aan de raadsleden ter informatie is toegezonden. Deze vraag zou hij willen stellen ten aanzien van meerdere personeelsinfo'sDoor toezending van deze info's naar de raadsleden kan worden bereikt dat de afstand tussen raad en medewerkers verkleind wordt. Hij heeft in de voorbije tijd een aantal dingen begrepen, maar ook in ieder geval dat aan het verkleinen van die afstand wederzijds behoorlijk behoefte bestaat. Hij wil hiervoor bijzondere aandacht vragen. Hij is benieuwd naar de reactie van het college op de opmerkingen van de heer Van der Spek waar het gaat over de woorden "zo nodig". Het intrigeert hem ook een beetje wat exact met deze woorden wordt bedoeld. De voorzitter zegt dat door de heer Van der Spek wordt aangegeven dat het college met de woorden "zo nodig" een ontsnappingsclausule heeft ingebouwd. Zo simpel ligt het volgens haar niet, daar de raad het college altijd ter verantwoording kan roepen en kan vragen hoe het zit met zaken. Over de woorden "zo nodig" kan een heel verhaal worden geschreven in de zin van bij welk stukje besluitvorming de raad wel en bij welke stukje de raad niet is betrokken. Het college heeft de raad toegezegd en ze wil dit in de openbaarheid herhalen, dat het college nog tijd nodig heeft om dingen op een rij te zetten. Zaken zijn in een stroomversnelling gekomen door het uitlekken van bepaalde bladzijden, hetgeen eenieder zal onderkennen. Ze vraagt aan de raad een stuk vertrouwen ten aanzien van het college. Het college zal ten aanzien van het ene punt de commissie Bestuurlijke Aangelegenheden betrekken en bij andere punten wellicht de gemeenteraad. Ze kan dit en met haar het totale college op dit moment niet in de breedte overzien. Ze vraagt de raad de tijd zodat het college voor zichzelf de zaken duidelijk op een rij kan zetten, waarbij het dan kan aangeven: "Daar staan we, die en die stappen hebben we nog te gaan". Met deze zaken komt het college in ieder geval terug bij de raad. Het college dient eerst zaken goed op een rij te zetten. Met betrekking tot het overleg met de bonden heeft de heer Van der Spek aangegeven dat zijn fractie het juist had geacht wanneer het college de bond een brief had geschreven waarin staat dat het college de brief heeft ontvangen en dat zodra de raad besloten heeft de vertrouwelijkheid ten aanzien van het rapport op te heffen het college terugkomt bij de bond. Tussen

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1991 | | pagina 129