-9-
heeft laten gaan in het verleden, vindt zijn fractie dat deze zaak niet weer
opgerakeld moet worden. Er zijn opmerkingen gemaakt door andere fracties dat er
leden van de raad zijn die geen bedrijven in de kom van Fijnaart wensen. Zijn
fractie kan in principe meegaan met dit standpunt, maar zijn fractie heeft al
eerder vastgesteld dat de raad in het verleden geen bestemming heeft weten te
geven aan het betreffende perceel. Het voorstel waarmee het college nu komt acht
zijn fractie een aardig compromis om het stukje grond redelijk in gebruik te
nemen. Eindelijk wordt een keer de lelijke braakliggende hoek aangekleed. Het
dit voorstel ontstaat bovendien de mogelijkheid voor een achteringang voor de
tuinen aan de Voorstraat. Zijn fractie kan zich, alles overwegende, achter het
voorstel van burgemeester en wethouders scharen.
De voorzitter merkt op dat de heer Van de Merbel heeft aangegeven dat het
college de zaak in de commissie Ruimtelijke Ordening en Milieu van 26 juni 1991
heeft gebracht, zonder daarbij te komen met de alternatieven. Het college heeft
de zaak toen in de commissie gebracht, omdat met de gegadigde al ruimschoots
voor genoemde datum contacten waren geweest, eerst op ambtelijk- en naderhand op
bestuurlijk niveau. Op 11 juli jongstleden kwam de gegadigde, die op het
betreffende perceel parkeergelegenheid wenst aan te leggen. Deze persoon kwam
naar aanleiding van het feit dat de zaak op 26 juni 1991 in de commissie
behandeld was. Deze persoon heeft toen aangegeven ook wel interesse te hebben in
het betreffende perceel. Ondertussen is er een derde gegadigde bijgekomen die
woningbouw wilde plegen op het betreffende perceel. In het verleden heeft het
college met de Woningbouwvereniging Brabants Westhoek gesproken over eventueel
te plegen woningbouw op de betreffende grond. Woningbouw op het perceel vindt
het college toen en nu een bijzonder ongelukkige zaak, omdat dit verschillende
problemen op gaat leveren. De huizen komen dicht bij de disco te staan met alle
gevolgen van dien. Ten aanzien van het gebruik van de grond als parkeerterrein
heeft het college gezegd dat daarmee bepaalde zaken ook dichter naar de huizen
wordt gebracht. Gedacht hierbij kan worden aan geluidsoverlast, met name 's-
nachts, van dichtslaande portieren en startende motoren. Het college was en is
nog steeds van oordeel dat verkoop aan het bedrijf zoals thans wordt
voorgesteld, de beste oplossing is die voor dit terrein op dit moment te vinden
is. In het koopcontract zijn de nodige zekerheden ingebouwd. Het te vestigen
bedrijf gaat een soort buffer vormen tussen de woonbebouwing en de disco. Het
college en de raadsleden hebben een brief ontvangen van de gegadigde die een
parkeerterrein wenst aan te leggen op het betreffende perceel. Het college acht
het het beste om de grond te verkopen aan de persoon zoals thans wordt
voorgesteld. Het college zal kwaliteitseisen stellen aan de bebouwing die op het
betreffende perceel wordt gerealiseerd. De betrokken persoon is bereid om aan
dit verzoek van het college te voldoen. Het college betreurt het dat een groot
gedeelte van de CDA-fractie niet accoord kan gaan met het voorstel, omdat
gevonden wordt dat er geen bedrijven in de kom gevestigd moeten worden. Ze wijst
deze fractieleden er op dat het gaat om een perceel grond dat al twintig jaar
voor de nodige problemen zorgt. Diverse colleges hebben hiermee gestoeid, maar
steeds is de zaak vooruitgeschoven omdat er geen keuze kon worden gemaakt. Het
college wil met respect voor ieders mening heel nadrukkelijk het voorstel
voorleggen. Het college stelt dat het perceel volkomen ongeschikt is voor
woonbebouwing. Wordt het perceel bestemd voor woningbouw, dan moet de grond f.
100,-- per m2 kosten. Die personen die op het betreffende grond gaan bouwen
dienen dan vooraf te verklaren dat zij zich bij overlast niet wenden tot de
gemeente. Ze denkt dat dit een beperkende voorwaarde is in die zin dat niemand
tot het besluit zal komen om op het perceel te gaan wonen. Het college vindt het
moreel niet verantwoord om een stuk grond voor woningbouw te gaan verkopen,
waarbij vooraf redelijk vaststaat dat een en ander tot problemen kan leiden met
betrekking tot overlast. In 1986 zijn er onderhandelingen geweest met dezelfde
man die zich nu aandient als gegadigde. De onderhandelingen zijn toen op niets
uitgelopen, met als gevolg dat men nu weer 5 jaar verder is. Het college is er
voorstander van om geen bedrijven te vestigen in de bebouwde kom. Het betreft
hier echter een plek waar vestiging van het