Hij heeft van de heer Kannekens begrepen dat de zaak nog niet geregeld is door
de provincie. Het woord "nog" wil hij beschouwen als het feit dat het college
nog geen genoegen neemt met de huidige opvatting van de provincie in deze
Wethouder Kannekens antwoordt dat de constatering van de heer Van de Herbei
juist is. Het college neemt geen genoegen met hetgeen de provincie naar voren
brengt en probeert gedaan te krijgen wat mogelijk is.
De heer Van de Merbel zegt dat het in de gemeente de laatste tijd te vaak en
teveel stinkt. Bekend is dat men in een agrarische gemeente woont en dat dat
bepaalde consequenties heeft met betrekking tot bijvoorbeeld gierlucht. In
vergelijking met vroeger is het echter zo dat de stankoverlast erg is
toegenomen. Er is niet alleen sprake van gierlucht, maar ook van andere kwalijke
luchten die hij niet kan benoemen. Het houdt hem bezig en hij merkt op dat hij
het ziet als een soort aantasting van het leefmilieu. Hij beseft dat dit
probleem niet alleen speelt in Fijnaart en Heijningen, maar hij acht het een
juiste zaak wanneer bekeken wordt of hieraan iets te doen valt.
Wethouder Van Dis antwoordt dat ieder jaar opnieuw, zodra de graanoogst van het
veld is, er gedurende een periode van 10 tot 14 dagen een vorm van stankoverlast
is. Naast giermest is er sprake van kippenmest, waarvan de geur indringender is
en welke geur iets langer blijft hangen. Hij weet dat een en ander aangaande dit
onderwerp is geregeld in de A.P.V.. In overleg met de landbouworganisaties is
geregeld dat men niet meer na vrijdag 12.00 uur uitrijdt en dat de uitgereden
meststoffen binnen 24 uur ingewerkt moeten worden. Met de toename van de
mestproblematiek krijgt men situaties, die zich de laatste tijd in de gemeente
hebben voorgedaan. Aan de andere kant is het zo, zoals de heer Van de Merbel
heeft opgemerkt, dat men hier leeft in een agrarische gemeente. Vaak is het maar
een kwestie van een dag, maar hij moet toegeven dat hij het ook een vreselijke
lucht vindt. Hij denkt dat men dit, levend in een agrarische gemeente, moet
accepteren. Hij wijst erop dat er sprake is van een zomer met hoge temperaturen
en weinig neerslag. Bij een normale zomer, met normale hoeveelheden neerslag is
de stank aanzienlijk minder. Wanneer de temperaturen lager zijn, is de
verdamping van de mest minder.
De heer Van de Merbel beseft dat hij in een agrarische gemeente woont. Naar zijn
overtuiging neemt de stankoverlast beduidend toe. Van mensen om hem heen hoort
hij daar ook klachten over. Hij vindt het prima dat een en ander geregeld is in
de A.P.V., maar hij vraagt zich af of hieraan voldoende de hand wordt gehouden.
Als dat niet het geval is, dan verzoekt hij het college op dit punt alert te
zijn en toe te zien dat de regels strikt worden nageleefd.
De heer Bos merkt op dat datgene wat de heer Van Dis opmerkt waar is. Vorige
week heeft hij een agrariër bezig gezien, die bij het uitrijden van de mest het
onmiddellijk omploegde. Dit is de weg en hij stelt voor om dat zo in de A.P.V.
op te nemen.
Wethouder Van Dis antwoordt dat het bij bepaalde weersomstandigheden geen
problemen geeft om de uitgereden mest direct onder te ploegen. Het kan wel eens
zo zijn dat het niet gelijk kan gebeuren vanwege de aanvoer uit Oost-Brabant. Er
zijn wel eens technische problemen. Vaak is het mogelijk om de mest direct onder
te dekken. Tijdens het overleg met de landbouworganisaties wordt dit punt door
hem naar voren gebracht.
20Sluiting
De voorzitter dankt de leden van de raad voor de beraadslaging en hun inbreng.
Ze verzoekt een ogenblik stilte in acht te nemen en sluit de vergadering om
20.45 uur.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 21 september 1989,
de secretaris, de voorzitter,