jaar lang als wethouder gehandhaafd. Maar niet alleen gehandhaafd, ook sterk geprofileerd en nu verlaat U ons wellicht met pijn in het hart. Maar anderzijds met vreugde, omdat U een o zo boeiende en verantwoordelijke functie bent gaan vervullen. Wethouder, van eerste periode van Uw wethoudersschap draag ik geen kennis, althans niet uit eigen waarneming. Toen ik echter in 1980 burgemeester van deze gemeente werd maakte ik kennis met het drietal Lieven, van der Werf en Fakkers. U maakte mij direct duidelijk dat de gemeente Fijnaart en Heijningen alle liefde en aandacht nodig had. U had dat niet kunnen doen via een vertrouwenscommissie, want dat bestond toen nog niet, en wellicht had het dan allemaal een andere wending genomen. Laten we dat maar buiten beschouwing laten. U hield, en wellicht doet U dat nog, complete dagboeken bij van alle besluiten en de uitvoering daarvan. U gaf mij min of meer te kennen dat de Fendert opgestroopte mouwen en inzicht verwachtte. Ik werd daar overigens noch heet noch koud van. Het bleek dat we beide overigens over het nodige temperament beschikten. En steeds meer bleek, en dat was bijzonder belangrijk, dat we voor dezelfde zaak streefden en dat we positief bezig waren om wat voor de gemeente te bereiken. We probeerden de gemeente zo goed mogelijk te besturen. Zakelijk, ja zeker, planmatig, maar toch en dat was het allerbelangrijkste, met het hart. Dat was volledig bij U aanwezig en dat inspireerde ons allen zeker om op die manier te werken. De verstandhouding is van begin af aan goed geweest, maar aftastend in eerste instantie. En dat is logisch. De wederzijdse waardering groeide. In het college werden de degens soms behoorlijk gekruist, met name om tot doordachte beslissingen te komen. De humor was altijd onze grootste troef. Lachen, relativeren en dan weer verder. De heer van der Werf die in de tijd toen ik hier burgemeester werd ook wethouder was speelde rustig en ervaren zijn rol in dit geweld. Ja, toen de heer van Dis kwam was ik wel even bang dat dit teveel van het goede zou worden. Ik dacht: "Waar moet dit naar toe". Dat zullen sommigen mede met mij gedacht hebben. Men keek wel eens of de ruiten van de commissiekamer nog heel waren. Niet dat de heer van Dis nu zo'n ruwe man is, maar die zou ook zijn partijtje wel eens driftig mee kunnen blazen. Wel dat laatste deed hij best, maar dat bang zijn was helemaal niet nodig. Na een aanloopperiode ontstonden prettige, scherpe en opbouwende discussies. Deze wethouder, de heer Fakkers, stelde zich volledig in dienst van de gemeenschap. Dat wil ik ook wel eens noemen. Die talloze bestuursfuncties, die talloze interesses vooral op sociaal en cultureel en milieuvriendelijk-getint terrein. En daarnaast, laat ik het niet vergeten, studeerde deze man nog steeds. Hij had er eigenlijk geen tijd voor. Hij moest het ook iedere keer weer tijden laten liggen, omdat andere zaken hem riepen. Toch greep hij dan weer zijn studie aan en hij studeerde nog niet zo heel gek lang geleden als economisch doctorandus af. Ik had ook vaak de indruk dat hij vele doctorandi de baas was wat dat betreft. Maar hij moest nog wel afstuderen. Hij had eindelijk toen ook voor zichzelf eens iets afgerond. Ontzettend fijn, prettig, noodzakelijk en wat je allemaal zou mogen noemen. Maar wat nu met zoveel bestuurservaring, met zoveel sociale bewogenheid en bevlogenheid? Wat daar nu mee gedaan Men kan toch niet half weg de veertig, of liever gezegd van veertig naar vijftig, als economisch doctorandus en met zoveel opgedane ervaring en kwaliteiten zoals wethouder in Fijnaart blijven hangen zonder daarnaast nog een echte bezoldigde functie te hebben Moet dat nou gebeuren Is dat nou het einde We hebben het er best wel eens over gehad. En in feite, dat wisten we allemaal wel, was 2

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1987 | | pagina 91