-13- er geleden hebben onder de wijze van behandeling van de ingekomen stukken zoals men altijd doet. Wethouder van Dis zegt dat hij dit best wel eens in een persoonlijk gesprek wil doen. Het is volgens hem toch een duidelijke zaak. Men moet met elkaar toch op kunnen brengen om toe te geven dat de behandeling van de ingekomen stukken vaak te veel tijd in beslag neemt ten opzichte van andere agendapunten. De heer de Vos merkt op dat wethouder van Dis vindt dat ingekomen stukken niet van wezenlijk belang zijn. Het is volgens wethouder van Dis een agendapunt wat maar even afgeraffeld moet worden. Wethouder van Dis denkt dat de heer van der Werf de bezwaren die er zijn uitmuntend verwoord heeft. Deze heeft gezegd dat als een punt van de ingekomen stukken dusdanig zwaarwegend is men er een agendapunt van moet maken. Nu blijkt echter dat vele ingekomen stukken niet volledig tot hun recht komen. De heer de Vos denkt dat de ingekomen stukken juist niet tot hun recht komen als deze achteraan op de agenda worden geplaatst. Iedereen is dan al begonnen met opruimen van zijn of haar stukken voordat de ingekomen stukken behandeld zijn. Wethouder van Dis merkt op dat de heer de Vos eigenlijk zegt, dat de agendapunten die nu aan het einde van de agenda staan nu ook afgeraffeld wroden. Dit is iets wat echter niet mag. De voorzitter zegt dat het hem als voorzitter niet zoveel uitmaakt. Hij is het eigenlijk met de heer van der Werf eens dat men zelf zo bewust mogelijk zijn tijd in moet delen tijdens een raadsvergadering. Hij vindt dat ingekomen stukken toch ook niet een hamerslag moeten zijn, maar dat er wel degelijk belangrijke punten in voor komen. Komt er echter een langdurige discussie over de ingekomen stukken tot stand, dan moet men zich inderdaad afvragen of het college misschien verkeerd inschat wat men als ingekomen stuk ziet, of dat de raad zich misschien te veel buiten de gemeentegrenzen begeeft. Men moet tussen deze twee uitersten echter een tussenweg vinden. Dit zal echter niet gemakkelijk zijn omdat men hier zit als vogels van diverse pluimage. Dit moet men echter van elkaar respecteren. Het is alleen maar plezierig om elkaar op bepaalde punten te vinden. Om deze reden kan het hem niet schelen waar de ingekomen stukken op de agenda komen. Mevrouw Verhagen zegt dat er opnieuw aan haar fractie is gevraagd om de achterliggende gedachte achter dit voorstel te verwoorden. Dit staat echter heel duidelijk op bladzijde 6 van notulen van de vergadering van 30 mei j.l. Ze kan er verder ook niets aan doen als de heer de Vos en zijn fractie dit niet voldoende vindt. Haar fractie is het volkomen met de heer van Dis en zijn uitleg eens. De heer de Witte zegt, de discussie gehoord hebbende, dat men als raadsleden de stukken, ongeacht hun plaats, even serieus dienen te behandelen. Het maakt niet uit of dit nu een voorstel of een ingekomen stuk betreft. Hij denkt dan ook dat het niet zo verschrikkelijk belangrijk is waar een agendapunt staat. De heer Koevoets zegt dat er de indruk gewekt wordt dat de ingekomen stukken zoveel aandacht krijgen dat de overige agendapunten er onder zouden lijden. Hij zou daarom dan ook graag opgemeten willen zien, in letters tekst, hoeveel aandachtzi kant van de raadzaal besteedt aan ingekomen stukken en aan de overige agendapunten en wat dit is in vergelijking met de andere kant van de raadzaal. Hij is er dan van overtuigd dat de fracties aan zijn zijde van de raadszaal een dikke tien verdienen en de fractie van het CDA een dikke 5. Wethouder van Dis zegt dat men nu een discussie uit gaat lokken. De heer Koevoets zegt dat dit zeker het geval is. Dit omdat het CDA weer niet zegt wat de reden van dit voorstel. Mevrouw Verhagen zegt dat het haar fractie er niet om gaat om eerder koffie te krijgen. De heer Koevoets zegt dat het niet zo is dat wat net college vindt dat voor kennisgeving aangenomen moet worden dat, dat de mening is van de gehele raad. Vanuit zijn fractie is op het punt betreffende het ambulancevervoer er op gewezen dat er wel gereageerd diende te worden. De heer Kannekens merkt op dat de heer Koevoets toch niet wil beweren dat dit door het CDA niet gedaan is. De heer Koevoets zegt dat het CDA het voorstel van de PLF wel gesteund heeft. De voorzitter merkt bij interruptie op dat de eer betreffende het ambulancevervoer

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1985 | | pagina 82