De heer de Vos vraagt wie de bijgaande verordening ontworpen heeft. Is dat
ter secretarie ontworpen of door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
De voorzitter antwoordt ten aanzien van de vraag van mevrouw Verhagen over
het toesturen van de stukken naar de bejaarden, dat hij zich afvraagt of het
toesturen van stukken wettelijk mag. Hij denkt dat er niets op tegen is om
copiëen op te sturen.
Wethouder van Dis zegt dat dit soort bepalingen vaak opgenomen zijn om het
risico van zoekraken bij de post te vermijden.
Mevrouw Verhagen zegt dat men waarschijnlijk ook per post bericht zal krijgen
dat stukken ter inzage liggen. Deze brief kan volgens haar net zo goed zoek
raken
Wethouder van Dis zegt dat het ter inzage leggen in de verordening geregeld
is. Dit is volgens hem dan duidelijk voor iedereen.
De voorzitter zegt dat de verordening ter inzage zal liggen om de zaak formeel
juist te regelen. Verzending van copiëen is echter ook mogelijk en dit dan
zonder legeskosten.
De heer Kannekens zegt dat de ter inzage legging van de stukken alleen maar
voor de belanghebbende is en dat er dus geen algemene kennisgeving voor uit
hoeft te gaan. Hij denkt dat het dus een kleine moeite is om de stukken aan
de belanghebbende toe te sturen.
De voorzitter zegt dat hij dit ook bedoelt. Men kan de omschrijving hetzelfde
laten maar men kan als raad besluiten dat het aan de belanghebbende wordt toe
gestuurd. Formeel ligt het dus ter inzage.
Wat betreft de verlenging van de termijnen zegt hij, dat men deze inderdaad
wel iets ruimer kan nemen. Hij denkt dat een termijn van 3 weken wel redelijk
is. Ook wat betreft artikel 9 denkt hij dat dit ook wel wettelijk geregeld
zal zijn.
Wethouder van Dis denkt dat men voorzichtig moet zijn met de termijn. Hij denkt
dat een korte termijn ook in het belang kan zijn van de belanghebbende. Ver
lenging van de termijnen houdt een risico in voor degene die in beroep gaat.
Mevrouw Verhagen zegt dat het zo is dat men tot een x- aantal dagen in beroep
kan gaan. Als een belanghebbende sneller in beroep wil gaan kan dat. Echter
als een belanghebbende afhankelijk is van een gemachtigde zal dit meer tijd
vergen omdat de gemachtigde vaak een baan heeft.
Wethouder van Dis zegt dat verlenging van de termijn verlenging van de procedure
betekent, en zo'n verlenging kan nadelig zijn voor de belanghebbende. Hij denkt
dat men een termijn niet te lang moet maken. Meestal weet men van te voren
wanneer de procedure gaat beginnen en kan een gemachtigde daarmee rekening
houden.
De voorzitter denkt dat hij er vanuit kan gaan dat een termijn van 3 weken
vastgesteld kan worden. Ten aanzien van een termijnstelling bij artikel 9 zegt
hij dat dit niet in de wet geregeld is. Toch moet er wel een termijn zijn volgens hem.
Hij stelt voor om een termijn van 2 maanden aan te houden Men kan hierbij zeggen dat één maand
de uiterste termijn is, waarbij indien nodig één maand verlenging mogelijk moet zijn.
De heer van Halderen zegt dat men eerst de vraag moet beantwoorden of deze
verordening al dan niet door de VNG is opgesteld. Is de verordening opgesteld
door de VNG dan kan men het beste bellen naar de VNG om te weten te komen waarom
er geen termijn wordt gesteld bij artikel 9.
De voorzitter zegt dat het niet zo eenvoudig ligt, omdat de verordening niet
conform de VNG is, maar in overeenstemming is met andere- en buurgemeenten.
Hij vraagt of men acoord gaat om bij artikel 9 een termijn van één maand te
stellen, eventueel te verlengen met één maand.
Ten aanzien van de vraag van de heer Nachtzaam zegt hij dat als de betrokkene
het niet eens is met een uitspraak van de commissie hij of zij gewoon een
AROB- procedure kan starten.
De raad besluit zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van
burgemeester en wethouders, daarbij te bepalen dat de termijn in de artikelen
4 en 5 drie weken wordt. In artikel 9 wordt een termijn opgenomen van één maand
eventueel te verlengen met één maand tot twee maanden. Over verlenging moet dan
worden bericht aan betrokkene.
-4-