-18-
hij in het kader van gelijkheid van onderwijs, deze uren beschikbaar voor het
bijzonder onderwijs. Dit punt is aan de raad, zijnde artikel 49.
De heer de Witte vraagt of dit laatste ook niet geldt voor het gestelde in artikel
15, wat betreft het boventallige aantal.
De voorzitter zegt dat het niet over"boventallige" gaat. Het gaat over het verplichte
aantal groepsleraren. Van boventallige" is in dit artikel geen sprake.
Hetgeen dat aan burgemeester en wethouders is ,is binnen het kader van de door
het rijk vergoede aantal leerkrachten of lestijden. Binnen dit kader hebben
burgemeester en wethouders het recht om mensen aan te stellen. Zodra het gaat
over extra uren die niet door het rijk vergoed worden, is de bevoegdheid aan
de raad. Dit laatste staat in artikel 49 en niet in artikel 15 lid 4.
De heer de Vos gaat in op artikel 86 lid 1. Het betreft hier de bevoegdheid
om lokalen buiten schooltijd voor andere doeleinden te bestemmen. Dit mag dan
voor educatieve, recreatieve of culturele doeleinden. Dit is een bevoegdheid
die aan burgemeester en wethouders blijft. Zijn fractie vraagt zich af of het
toch niet zinvoller zou zijn om bijvoorbeeld in de commissie Onderwijs hierover
een aantal lijnen uit te zetten, in welke gevallen een en ander wel kan en niet
kan Zijn fractie stelt dit voor, niet omdat ze het college zou wantrouwen,
maar uitsluitend om eventuele moeilijkheden in de toekomst te voorkomen met
betrekking tot de hantering van dit artikel.
De heer Bos stelt dat dit alleen kan voor de openbare scholen.
De heer de Vos antwoordt dat dit inderdaad zo is, maar richtlijnen acht hij
toch wel nodig.
De heer Koevoets wil het college hartelijk bedanken voor het voorstel.
Eén ding heeft zijn fractie verzuimd om te vragen, namelijk de vaststelling
van de afvloeiingsregeling, met name van de directeur van de openbare school.
De afvloeiingsregeling van de overige leerkrachten is voorbehouden aar. het college.
De afvloeiingsregeling van de directeur zou de bevoegdheid van de raad zijn.
Dit staat echter niet in de Wet op het Basisonderwijs. Dit staat in het Rechts
positiebesluit van de Ambtenaren. Hij vraagt of het college deze afvloeiingsregeling
dan nog aan de raad wil voorleggen.
De voorzitter antwoordt hierop dat er een voorstel is in overleg met het perso
neel.Dit voorstel is naar de medezeggenschapsraad om een advies. Daarna zal het
moeten worden vastgesteld. Dit komt waarschijnlijk tijdens de volgende raads
vergadering aan de orde.
Ook de benoeming van de nieuwe directeur is voor advies naar de medezeggenschaps
raad. Met betrekking tot de vraag van de heer de Vos zegt hij dat het op zich
zelf geen slecht idee is om hierover van gedachten te wisselen. Een aantal
richtlijnen dienen inderdaad te worden vastgesteld met betrekking tot wat men
wel en niet moet doen.
Hij denkt dat dit helemaal niet verkeerd is, omdat men wel eens geconfronteerd
kan worden met aanvragen waarvan men niet weet of het wel of niet kan. Het
kan consequenties hebben op het gebeuren in de school. Het zal ook consequenties
hebben straks bij de Wet op het Basisonderwijs. De huur die men ontvangt zal
gekort worden. Huur die gevraagd móét worden. Het wordt hierdoor voor het bijzonder
onderwijs helemaal niet interessant en misschien voor de openbare scholen ook
niet Het is niet zo dat deze zaken alleen maar geld opleveren. Hierover staan
een aantal zinsneden in het bekostigingsvoorstel van Londo. Dit is echter niet
definitief.
Hij merkt op dat het college best welwillend tegenover het verzoek van de heer
de Vos staat.
De raad besluit vervolgens zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel
van burgemeester en wethouders.
Voorstel tot vaststelling aantal uren waarvoor onderwijzend personeel aan de
Openbare Basisschool Fijnaart zal worden verbonden in het schooljaar 1985/1986,
waarvoor de uitgaven niet door het Rijk worden vergoed op grond van artikel 104
op het Basisonderwijs. Volgnr. 85-IV-23.
De raad besluit zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van
burgemeester en wethouders.