-37- Ten tweede probeert het college de zaken zodanig te individualiseren dat de betrokkenen geholpen kunnen worden. De heer Koevoets merkt op dat hij dit wel degelijk onderkent. Dit blijkt echter niet uit de cijfers. Cijfers zijn een verdere lastenverzwaring voor de burger. Hij denkt toch aan andere zaken dan wethouder Fakkers. Wethouder Fakkers zegt dat hij begreep uit de opmerking van de heer Koevoets dat de dienstverlening door de dienst sociale zaken met weinig sociaal gevoel zou geschieden. De heer Koevoets merkt op dat wethouder Fakkers de opmerking van hem toch inder daad verkeerd heeft begrepen. Wethouder Fakkers zegt dat er door de heer van Halderen gezegd werd dat er iets "stouts" zou zijn geschied door het college of buiten het college om ten aanzien van het Woonwagenschap, door in 1986 het Woonwagenschap in 1986 nog te doen of te laten voortbestaan. Hij wil heel duidelijk stellen dat er niets "stouts" is gebeurd. Er is een commissie die zich bezig houdt met de opheffing van het Woonwagenschap. Door die commissie is een eerste rapport uitgebracht over de immateriële zakerr omtrent de opheffing van het schap. Dit is door het algemeen bestuur aanvaard. Begin december 1985 is het financiële eindrapport vastgesteld. Dit financiële rapport zal behandeld worden op 17 januari 1986 in een vergadering van het Woonwagenschap. Uit het financiële rapport blijkt dat daar nog besluitvorming over moet plaatsvinden. Bovendien is het college van mening dat er betreffende het personeel op voorhand een fatsoenlijke regeling moet zijn. Uiterste zorgvuldigheid moet hier worden betracht. Als op 17 januari a.s. tot afbouw van het Woonwagenschap wordt besloten, hebben het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur nog een aantal stappen te gaan om tot daad werkelijke opheffing te komen. Het college denkt dat daar een gedeelte van 1986 mee gemoeid zal zijn. De heer van Halderen heeft deze door de voorzitter van het Wocnwagenschap gedane uitspraak in de krant gelezen, een uitspraak die inhoudt dat in 1986 het Woonwagerv- schap waarschijnlijk nog een tijdje zal bestaan. Als het aan de commissie ligt, die het heeft voorbereid, zal het Woonwagenschap worden opgeheven per 1 januari 1987 of zoveel eerder als mogelijk is. De heer Bos wil nog even ingaan op de antwoorden van de heer Fakkers. De heer Fakkers heeft gezegd dat de bermen van de Kraaiendijk door zwaar land- bouwverkeer worden weggereden. Hierdoor wordt het voor hem helemaal een raadsel. Degene die de weg goed moest maken voor het landbouwverkeer is dan helemaal in gebreke gebleven, namelijk de Ruilverkaveling. Zijn vraag was echter anders. Hij heeft gevraagd of er voor het opknappen van de Kraaiendijk een vergunning verleend is en of er in deze vergunning dan opgenomenu is dat de bermen in goede staat gebracht moeten worden. De bermen worden niet weggereden, maar hebben nooit bestaan. Wethouder Fakkers heeft geconstateerd dat er in de bermen nogal wat brede sporen staan. Ditzelfde was het geval bij de ruilverkavelingen in de Ruigenhil Hij neemt aan dat de gemeente geen vergunning heeft verleend ten aanzien van hetgene dat de Ruilverkaveling gaat doen aan de wegen. Hij weet alleen dat er hooguit een globale toetsing zal hebben plaatsgevonden of dat de gemeente er althans van op de hoogte is gesteld dat men de weg ging verharden of verbeteren. Er moet niet enige vorm van vergunning voor verleend worden. Wethouder van Dis gaat in op de vraag van de PLF-fractie met betrekking tot de renovatie van het zwembad. Hij kan de PLF-fractie de verzekering geven dat ook het college de renovatie van het zwembad graag zou hebben willen uitvoeren. In het kader van de begroting echter heeft het college alle investeringen op een rij moeten zetten en men heeft deze investeringen moeten afzetten tegen over de middelen waarover men de beschikking nog had na alle bezuinigingsronden. Naar de mening van het college, en dit blijkt ook uit de begroting zijn er op dit moment geen mogelijkheden op financieel gebied om de renovatie uit te voeren zonder dat men nieuwe dekking moet vinden door middel van belastingverhoging of iets dergelijks. Het college is echter wel van mening, dat indien de verkoop van het industrieterrein mee mocht vallen, de middelen die dan uit deze begroting vrijkomen op een rij gezet dienen te worden.

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1985 | | pagina 203