-6-
De Medezeggenschapsraad mag de lokalen gebruiken, moet ze zelf verplaatsen en
zal zelf moeten zorgen dat er gas, water en electriciteit komt en dat ze onderhouden
worden. Wanneer dit allemaal kan en de openbare school er toevallig ook nog in
mag, dan is dat prima. Als het namelijk anders gesteld wordt, wordt het zo zoals
de heer Nachtzaam nu juist heeft verwoord.
De heer Nachtzaam merkt op dat het theoretisch allemaal mooi is, maar dat het
in de praktijk toch wel tegen zal vallen.
De voorzitter antwoordt dat hij ook heeft gezegd dat de raad heel vast in de
schoenen moet staan. Anders loopt het fout. Als de raad de opdracht geeft aan
het college om dit te doen, dan zal het college dit ook doen.
De heer Mastenbroek zegt dat wat zijn fractie betreft het college deze ontwerp-
brief wel kan versturen. Hij gelooft niet dat men de medezeggenschapsraad als
partij kan zien. Hij denkt dat dit een rechtspersoon moet zijn die voor de exploitatie
zorg moet dragen.
De heer Koevoets merkt op dat hij dacht dat de Medezeggenschapsraad wel degelijk
een rechtspersoon is. Hij vraagt of het college bij het onderzoek van de verenigingen
enig idee heeft gekregen of bijvoorbeeld de niet-actieven hiervoor ook belangstelling
hadden. Hij zou de lokalen, als deze verplaatst worden naar Oost, graag als multi
functioneel willen zien.
De voorzitter anwoordt dat hij dit met kracht moet ontraden, dit omdat men dan
in de eerste plaats de kosten met snelheid naar zich toe haalt. In de tweede
plaats creëert men een situatie in een wijk die oncontroleerbaar is. Als men
de verenigingen onder kan brengen in bestaande gebouwen, waarbij het mes aan
twee kanten snijdt, dan is dit natuurlijk veel beter. Dit kan echter in de volgende
discussie aan de orde komen. Wat de heer Mastenbroek zegt is naar zijn stellige
overtuiging juist. Men moet niet met de medezeggenschapsraad in deze, op deze
manier in zee gaan. Men moet eerst de zaak afhandelen en daarnaast moet men meteen
zeggen dat men wel een gesprek wil, maar dat de medezeggenschapsraad naast de
school een rechtspersoon moet vormen.
Het is wel een hele rare constructie, maar als de raad hier op staat, zal het
college het zo doen.
Deheer Koevoets denkt dat het de moeite waard zal zijn om te onderzoeken wat
de consequenties voor de gemeente kunnen zijn en dat het juridisch goed uitgezocht
wordt.
De heer de Witte deelt niet de angst van de heer Nachtzaam dat de kwaliteit van
het onderwijs terug zal lopen, doordat er een lokaal bijgeplaatstwordt.
Dit gezien de inzet van de onderwijzers en de ouders. Hij denkt dat deze juist
bezig zijn vóór de kinderen. Strikt formeel is het juist dat het college de brief
nu al verstuurd. Het lijkt hem tactisch echter niet zo juist om de brief nu al
te versturen en dan later te vragen of men nog eens terug wil komen om te praten.
Het lijkt hem beter om dit in één adem te doen.
De voorzitter antwoordt dat dit ook de bedoeling is.
De heer van Halderen merkt op dat hij in de toelichting van de voorzitter beluisterd
meent te hebben dat het college er aan twijfelt of de inspecteur wel toestemming
zal geven voor het ontwikkelen van de activiteiten om daar een lokaal te plaatsen.
Hij vraagt of het niet eenvoudiger zou zijn om allereerst deze brief te verzenden
en een langdurig telefoontje te plegen met de inspecteur.
Als men dan bij de inspecteur a priori ondervindt dat deze er niet over peinst
om dit goed te keuren, dan vermijdt men alle toestanden er om heen.
Als de voorzitter oprecht twijfelt aan de goedkeuring van de inspecteur, dan
hoeft men verder niets meer te beleggen en te beschrijven.
De voorzitter is van mening dat hetgeen nu voorligt een juiste reactie is en
de meest juiste besluitvorming. Het college is bereid om te kijken of men aan
vragen tegemoet kan komen. Het is echter zeer ver buiten de normale paden. Het
is ook een zeer gekunstelde en moeilijk uit te voeren opdracht, maar het college
zal kijken wat kan worden gedaan.
De raad besluit overigens zcnderhoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van burge
meester en wethouders.