-16-
Wat voor een toekomst heeft de voetbal, en wat voor toekomst heeft het zwembad?
Op de eerste vraag antwoordt natuurlijk iedereen dat de raad de gemeente bestuurt.
Inderdaad is dit zo. De gemeente is eigenaar van het sportpark. Deze is ook verplicht
om voor behoorlijke kleedruimten te zorgen. De gemeente behoort dit te doen in
goed overleg met de gebruikers, maar aan dictaten van voetbalclubs behoeft de
gemeente zich niet te storen. Als een voetbalvereniging 3 maanden lang wel gebruik
kan maken van het zwembad voor kleedgelegenheid, waarom zal dit dan ook niet
permanent en dan dichter bij de velden kunnen. Verder zegt hij dat zelfwerkzaamheid
een ijzersterk argument van de voetbalclubs was. In dit geval echter gaat dit
beslist niet op. Het valt iedereen vies tegen. De conclusie van zijn fractie
is dat de raad het aan moet durven om op een plaats die nu en vooral in de toekomst
voldoet een kleedgelegenheid te bouwen.
Op de vraag wat voor toekomst het zwembad heeft, kan men ook gemakkelijk antwoorden.
Het leerlingenaantal van de scholen loopt terug. Dit heeft consequenties voor
zowel de voetbalverenigingen als het zwembad. Over niet al te lange tijd zullen
beide clubs alle mogelijke moeite moeten doen, om een elftal op de been te brengen.
Voegt men hierbij de geringere belangstelling van de hedendaagse jeugd voor voetbal,
dan kan met minder worden volstaan. Dit moet dan wel op een plaats gedaan worden
waar ook andere mogelijkheden zijn. Het zwembad zal zich eveneens op andere groepen
dan de jeugd moeten gaan richten. Eens zal bijna iedereen kunnen zwemmen. Het
instructiezwemmen neemt hierdoor af en het recreatiezwemmen kan dan alleen maar
toenemen. Het zwembad moet dan wel beter geschikt worden gemaakt voor het recreatie-
zwemmen. Momenteel mogen de kinderen nog niet eens met een bal spelen, omdat
de lampen dan naar beneden komen. Een derde vraag die de raad zich zal moeten
stellen zou kunnen zijn, wat financieel het beste is. Naar de mening van zijn
fractie is het plan, dat de raad in mei j.l. gepresenteerd kreeg, het beste en
wel om de volgende redenen:
De bouw van de kleedlokalen op die lokatie hoeft niet duurder te zijn dan het
nu uiteindelijk blijkt te zijn. Met de bouw aldaar kan men in de toekomst ook
op het sportpark alle kanten uit. Met niet al te veel extra geld komt er behoorlijk
snel al een kantine, die bijvoorbeeld ook voor de zwemvierdaagse gebruikt kan
gaan worden. De voetbalclubs vergeten dit, maar dit brengt extra inkomsten van
de kantine met zich mee. Het aanpassen van het zwembad aan de eisen van de nieuwe
wet op de zweminrichtingen, gaat ruim 200.000,kosten. Met niet al te veel
extra, kan men dit met het oorspronkelijke collegeplan doen. Het zwembad dient
met het oog op de toekomst aantrekkelijker gemaakt te worden voor een nieuw publiek,
de tarieven moeten opnieuw vastgesteld worden, waardoor de huidige tekorten
niet opnieuw oplopen. Als een en ander gefaseerd gedaan kan worden dan kunnen
in de laatste fase wellicht nog eens bubbelbad en sauna gerealiseerd worden.
Het vergt volgens zijn fractie moed om op eerder genomen standpunten terug te
komen. Het zou echter voor de gehele gemeente goed zijn, wanneer de raad zijn
informeel standpunt van mei j.l. nog een keer opnieuw bezag. Met zijn fractie
kan dan tot de conclusie gekomen worden dat het college in mei j.l. uitstekend
werk heeft verricht. Zijn fractie verzoekt dan ook dringend aan de raad om naar
haar betoog te handelen. Dit keer dan niet uit macht maar om met elkaar bezig
te zijn voor de Fendert.
De heer van Halderen merkt op, dat het zijn fractie bekend is geworden, dat het
bedrijf die de Prefabonderdelen maakt c.q. perst inmiddels failliet is. Hij heeft
zich hierbij afgevraagd of dit consequenties heeft. Uit ingewonnen informatie
blijkt dat voor het moment Jos Jansen voldoende elementen in voorraad heeft om
de beoogde kleedlokalen tot stand te brengen. Hij zegt dat de raad zich alleen
zou moeten afvragen wanneer er zich calamiteiten voordoen en er nieuwe elementen
dienen te worden aangeschaft men met het zelfde systeem verder kan, omdat de
fabriek die deze onderdelen perst er niet meer is. De vraag doet zich dan voor
wie er dan op een adequatie manier en aangepaste wijze deze fabriek overneemt.
De heer de Witte merkt op dat iedereen al gezegd heeft dat de zelfwerkzaamheid
van de clubs zo tegenvalt. Hij heeft dit echter nog niet bewezen gezien. Hij
kan dit ook nergens in de stukken vinden. Blijkens de correspondentie die bij
de stukken zat, wordt de zelfwerkzaamheid geraamd op 10.000,Het ontgaat
hem echter, waarop dit gebaseerd is. Wat betreft het gebouw zelf zegt hij ,dat