-5-
De heer Bos vindt het nog schitterender dat men een brief stuurt en dat ondertussen
het huis al is verkocht.
De raad besluit overigens zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel
van burgemeester en wethouders.
4Voorstel tot vaststelling Verordening behandeling bezwaar-en beroepschriften.
Volgnr. 85-IX-64
De voorzitter stelt voor om dit voorstel in tweëen te splitsen.
In de eerste plaats kan men dan gaan stemmen en spreken over de verordening
behoudens artikel 2 lid 1. Artikel 2 lid 1 gaat over het aantal mensen die in
de commissie zullen plaatsnemen.
Daarna zal men gaan spreken en stemmen over artikel 2 lid 1.
De raad besluit overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders,
behoudens artikel 2 lid 1.
De voorzitter stelt vervolgens artikel 2 lid 1 aan de orde.
Er is nu een voorstel voor het plaatsnemen in de commissie van 5 leden en één
plaatsvervangend lid. Vorige keer is er echter ook gesproken over het zitting nemen
van 3 leden en één plaatsvervangend lid.
De heer Kannekens zegt dat zijn fractie van mening is dat de commissie met 3 leden
en één plaatsvervangend lid altijd goed heeft voldaan. Zijn fractie is ook van menini
dat een commissie van 5 leden en één plaatsvervangend lid de grootste fracties be
nadelen. Dit zal dan vooral bij stemming het geval zijn. Het lijkt hem in dit ge
val verstandig om dan te zorgen dat men fracties krijgt waar een man zitting van
heeft in de raad.Zodoende kan iedereen zitting nemen in de commissies en kan men
van te voren, voor een raadsvergadering uitmaken wat er te doen staat. Zijn fractie
is in ieder geval tegen het feit dat de commissies voor bezwaar—en beroepschriften
uitgebreid gaat worden van 3 leden en één plaatsvervangend lid naar 5 leden en één
plaatsvervangend lid.
De heer de Witte zegt dat het hem onduidelijk is wat de heer Kannekens met deze
opmerking bedoelt. Is het nu het aantal commissieleden of de samenstelling waar de
CDA-fractie op tegen is
De heer Kannekens zegt dat zijn fractie tegen het aantal van 5 commissieleden en
één plaatsvervangend lid is.
De heer de Witte vraagt of het CDA wel accoord met het aantal commissieleden was
geweest als het CDA er rijkelijk in vertegenwoordigd zou zijn geweest.
De heer Kannekens antwoordt dat het vertegenwoordigen van het CDA in de commissie
er niets mee te maken heeft.
Hij zegt dat het enkel over het aantal commissieleden gaat.
De heer Koevoets zegt dat als het CDA voor drie leden en één plaatsvervangend lid
is, zij dient te argumenten waarom zij tegen 5 leden en één plaatsvervangend lid
is. De argumentatie van het CDA zal volgens hem dan luiden.dat als er bijvoorbeeld
een lid van een andere fractie uit zou vallen het CDA dan het plaatsvervangend lid
"zou leveren. Het CDA zou hiermee accoord gaan.
De heer Kannekens merkt op dat dit niet de kwestie is waar om het gaat.
De heer Koevoets merkt overigens op dat een dergelijke commissie ook helemaal geen
belang heeft bij een politieke samenstelling, omdat deze commissie juist de raad
dan wel het college moet adviseren over een eerder genomen beslissing, zonder enig
politiek doel. Als men dan op deze toer gaat, dan lijkt het hem beter dat er 5 burgei
zitting nemen in de commissie.
De voorzitter merkt op dat deze discussie al eerder heeft plaatsgevonden.
Hij wil nu tot stemming overgaan. Overigens vraagt hij of het CDA hierover een
amendement wenst in te dienen.
De heer Kannekens zegt dat zijn fractie de aantekening wenst geacht te worden te
hebben tegengestemd.