- 6 -
Op een gegeven mement is het zo dat iedereen bezig is, waarbij men dan eigenlijk
als het ware probeert cm een eigen koninkrijkje op te richten cm de jeugdwerk
loosheid mee aan te pakken
Hij denkt dat dit in ieder geval niets helpt. Dit alles geeft volgens hem toch
wel een wat nare situatie.
Wethouder Fakkers onderstreept de woorden van de voorzitter. Hij denkt dat het
goed is dat het college vorig jaar en het jaar daarvoor standpuntbepalingen
heeft gevraagd aan de gemeenteraad omtrent het invullen van plannen ter bestrijdin
van de jeugdwerkloosheid, te weten de deelgroep 18 tct 23 jaar.
De raad heeft bij de voorstellen het college gevolgd. Er zijn in feite een
drietal punten te onderscheiden. Het eerste punt betreft cursussen, jaet tweede
punt gaat over projecten eventueel door de gemeente op te zetten en het derde
punt betreft het komen tot werkervaringsprojecten, dit cp verzoek van de
werkgevers
De raad heeft met deze drie zaken in zijn voltalligheid ingestemd. Het college
is toen wijsheid toegewenst bij de uitvoering van de plannen, omdat door ieder
een onderkend werd dat het niet gemakkelijk zou zijn om de jeugd er bij te
betrekken. Hoofdzaak is, en dit blijft het uitgangspunt van het college, dat
de jeugd er bij betrokken wordt.
Ten aanzien van de brief van 9 december 1983 stelt hij en herhaalt hij dat er
geen concrete afspraken gemaakt zijn. Er is een verzoek van de werkgevers
ingekomen om over de namen van de betrokken personen te beschikken. Het college
heeft hierop gezegd dat het dit eerst zal doen, nadat het de uiterste zorgvul
digheid heeft betracht.
Het college is danook begonnen om de betreffende mensen zelf te vragen cf zij
bereid zijn te verklaren dat hun naam wordt doorgespeeld aan de werkgevers. Het
college heeft op 15 december j.l. toen ook gezegd, dat het dit niet anders
zou deen, dan nadat de toetsing heeft plaatsgevonden van de dcor de werkgevers
aangedragen werkervaringsprojecten. Gezegd is deer het college dat er een
werkervaringsovereenkomst tegenover dient te staan
Pas dan zou het college "ja" zeggen. Hij vindt dancok dat het college in deze
zeerzeker zorgvuldigheid heeft betracht.
Door de heer Koevoets is de brief van de Stichting Overlegorgaan Brabants Bedrijfs
leven (O.B.B.) steeds aangehaald. Hij merkt cp dat hij nog steeds niet de zin van
deze brief begrijpt. Deze brief is gekomen, nadat er een overlegplatform in het
Streekgewest is ingesteld en de gemeente Fijnaart en Heijningen een duidelijk
uitgangspunt ten aanzien van plaatselijke oplossingen heeft vastgesteld.
Het O.B.B. schrijft: (pagina 2) "De organisaties van werkgevers, endernemers
en werknemers hebben zich aan de hand van besprekingen in het Overlegorgaan
Brabants Bedrijfsleven op het standpunt gesteld dat zij in de toekomst alleen
in toetsingscommissies zitting zullen nemen, indien die commissies cp het
niveau van de Gewestelijke Arbeidsbureaus werden gesitueerd".
Hij merkt cp dat de betreffende instanties dit standpunt hebben ingenomen, zender
dat ze daarbij de gemeenten hebben gehoerd.
Hij zegt dat in het kader van deze zinsnede een aantal organisaties steeds cp
énkele verzoeken van gemeenten voor de aanwijzing van vertegenwoordigers in
gemeentelijke toetsingscommissies afwijzend heeft gereageerd.
Hij vraagt zich af waarom het O.B.B. zich met dit dictaat tct de gemeenten heeft
gewend. Men heeft namelijk op voorhand zender inspraak van de gemeentebesturen
gekozen voer regionale toetsingscommissies, daar waar elke wettelijke basis
daaraan ontbreekt. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
heeft een circulaire gezonden cp 22 juli 1983. In deze circulaire staat dat
de staatssecretaris hoopt dat in de verwarrende materie inzake het verrichten
van onbetaalde arbeid tijdens uitkering deer werklozen, dcor middel van deze
circulaire meer duidelijkheid is gebracht.