voor de betreffende ondernemers. Hij gelooft niet dat dat een punt van
overweging mag en kan zijn om te zeggen in deze raad: "Dan gaat het
slechba- ittt anire zaken". Zijn fractie heeft indertijd "ja" gezegd en
wenst nu ook ja" te zeggen. Het argument hiervoor is dat cfe plaats
om hier een voorbereidingsbesluit te nemei planologisch gezien de
juiste plaats is voor een bedrijf. Volgens hem is het niet aan de
raad, maar aan de betreffende ondernemers, of het bedrijf er komt
of niet.
De heer Kannekens merkt op dat de grond een duidelijke agrarische
bedemming heeft.
De heer de Vos zegt dat de voorzitter gesteld heeft dat het aan
het college is om een artikel 19 te starten. Wettelijk gezien is dit juist.
Ook vraagt hij hoe hij, als het standpunt van de diverse collegeleden
gehandhaafd blijft de zin mag lezen die in het voorstel staat,
namelijk D.m.v.een procedure ex artikel 19 van de Wet op ^ie
Ruimtelijke Ordening, zullen wij trachten een bouwvergunning af te
geven". Volgens hem was de meerderheid van het college tegen een
wijziging van het bestemmingsplan. Hij vraagt of het college nu wel
bereid is om een procedure ex artikel 19 te starten.
De voorzitter antwoordt, dat het definitief pas besloten wordt in de
college-vergadering. Het is zo dat hier verdeeld over gedacht werd,
wat ook blijkt uit de stemming van de raadsleden. Volgens hem mag
uittet sblc geconcludeerd worden dat thans een meerderheid van het
college daar dan uitvoering aan zal geven. Het kan volgens hem ook zo
zijn, dat het college z> tegen alles is, dat het de verantwoording niet
kan nemen en besluit dat het maar een gewone bestemmingsplan
procedure moet worden.
De heer van Dueren den Hollander zegt dat hij het niet eens is met
wat de heer Koevoets gezegd heeft over de concurrentie-overwegingen
De heer van Halderen zegt dat zijn fractie na 23 februari geen
behoefte heeft om inhoudelijk over deze zaak te discussiëren. Hij
zegt dat de meerderheid van de raad een besluit heeft genomen. De
consequentie van dat besluit is, dat het college hu heel correct een
voorbereidingsbesluit aan de raad voorlegt.Daar wordt het oordeel
van de raad over gevraagd en niet meer dan dat.
De voorzitter zegt hierop dat het inderdaad alleen over het voorberei-
dingsbesluit gaat en dat ieder dat maar op zijn eigen wijze moet
inschatten Hij brengt vervolgens het voorstel in stemming.
De raad besluit met 8 stemmen vóór en 5 stemmen tegen om een
voorbereidingsbesluit te nemen.
Vóór stemmen de heren de Vos, van der Werf, de Witte Bos, van Halderen^
Koevoets, Nachtzaam en van Dis.
Tegen stemmen mevrouw Verhagen en de heren van Dueren den Hollander,
Evers, Kannekens en Fakkers.
9. Voorstel tot het instemmen met statutenwijziging van Intergas N.V.
Volgnr. 84-IV-40.
De heer de Witte merkt op dat hij de statuten heeft nagekeken. Hij
vindt het leuk dat de raad dit nu mag en kan doen. Hij vraagt zich
overigens af of het eigenlijk zinvol is om het te doen, omdat in de
statuten wel staat wanneer ze gewijzigd mogen worden en wanneer niet,
namelijk in een vergadering van aandeelhouders. Bij de gewijzigde statu
ten wordt hier helemaal niet op teruggekomen, alsof de volgende raden
nu ook weer de statuten moeten veranderen.
De voorzitter merkt op dat men eigenlijk niet wist of de raad over dit
onderwerp een uitspraak moest doen. Om elk probleem te voorkomen
heeft men gezegd om de gemeenteraden een uitspraak te laten doen.
In feite is hij helemaal met de heer de Witte eens. Op een of andere
manier wordt men eigenlijk deelgenoot van iets en medeplichtig
aan iets, waar men nauwelijks invloed op heeft.
De heer Koevoets kan zich herinneren dat er iets stond in de zin
van, dat men het eigenlijk helemaal niet zeker wist of
—4