-55-
De voorzitter denkt dat men in de loop van volgend jaar of bij het volgende
begrotingsjaar een aangepast investeringsplan krijgt. Het plan dat nu voorligt
is het plan waar men nu van dient te gaan.
De heer Koevoets vraagt of het toch niet de bedoeling is om het zo te laten
geschieden zoals in 1982 en 1983 is gebeurd. Hier werden bepaalde investeringen
genoemd. De raad sprak hier een intentieverklaring over uit. Daarna bleek dat
er door allerlei tussenkomende zaken, bepaalde investeringen weer naar achteren
werden geschoven. Hij veronderstelt dat er voor deze investeringen toch van
te voren onkosten zijn gemaakt. Hij zegt dat op deze manier een investeringsplan
op langere termijn weinig zin heeft.
De heer Kannekens zegt dat men met een intentieverklaring kan volstaan.
De voorzitter zegt dat het college niet de vrijheid heeft om zomaar aan een
investeringsplan te gaan sleutelen. Bij een wijziging moeten behoorlijke overwe
gingen zijn, die dan door de raad gedeeld moeten worden. De intentie is om
een tevoren vastgesteld beleid te volgen.
De heer de Witte zegt dat zijn fractie bij de post Witte Roos liever een PM
post ziet staan.
De voorzitter zegt dat als er een PM post staat, er ook iets moet gebeuren
op langere termijn. De raad krijgt echter nog alternatieven voorgelegd. Omdat
het college deze opdracht van de raad heeft, kan de raad hierover ook zijn
oordeel geven. De P.v.d.A- fractie heeft uitdrukkelijk gezegd, dat de uitbreiding
van de Witte Roos geen urgentie heeft. Meerdere fracties hebben dit ook gezegd.
Hij denkt dat er nadat er alternatieven voorgelegd zijn aan de raad, een besluit
hierover genomen kan worden.
De raad besluit zonder hoofdelijke stemming met betrekking tot het investeringsplan
voor 1986 overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders.
De Pvd.A.-fractie wenst hierbij de aantekening geacht te worden te hebben
tegengestemd tegen het voorstel met betrekking tot de Witte Roos.
De voorzitter wenst de motie inzake uitkerang uit het gemeentefonds 1985, op
gesteld door de CDA-fractie, aan de orde te stellen.
Hij zegt dat het college graag een kleine wijziging in de motie wil aanbrengen.
1. Na 4 grote steden en overige gemeenten" invoegen: Nu weer in verband met
met de brief van 15 november 1984 van de Staatssecretaris van Binnenlandse
Zaken"
2. Na ten laste van de overige gemeenten": Zin wijzigen in:
De vraag komt daarbij naar voren of dit niet op gespannen voet staat met
grond-en gemeentewet
3. Laten vervallen: aan de overige gemeenten" en invoegen: vaste kamercom
missie van Binnenlandse Zaken.".
De heer Koevoets zegt dat vele mensen zich af zullen vragen wat er mee bedoeld
wordt. Hij denkt dat er meerdere brieven op 15 november vanuit het Ministerie
van Binnenlandse Zaken worden verstuurd.
De voorzitter zegt dat het nummer BMV 84/U 1296 erbij wordt vermeld.
De raad besluit unaniem de motie in gewijzigde vorm aan te nemen.
De motie luidt:
De raad in vergadering bijeen op 20 december 1984 spreekt zijn grote bezorgd
heid uit over de tweedeling die dreigt te ontstaan tussen de 4 grote steden
en overige gemeenten, nu weer in verband met de brief van 15 november 1984,
nr. BMV 84/U 1296 van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, als gevolg
van toedeling van middelen aan grote gemeenten ten laste van de overige
gemeenten
De vraag komt daarbij naar voren of dit niet op gespannen voet zou komen met
grond- en gemeentewet.
Spreekt als zijn mening uit dat dit absoluut onaanvaardbaar is en dringt erop
aan om deze ongelijke behandeling een halt toe te roepen.
De raad besluit deze motie toe te zenden aan V.N.G. de Minister van Binnen
landse Zaken en de vaste kamercommissie van Binnenlandse Zaken en gaat over
tot de orde van de dag.