-19-
In het andere geval gaat het erom dat het college in de weer is voor de centen. Hij
zegt dat het college de zaak inzake de privacy best wil bekijken, maar hij denkt
dat het beter is om het nog wat zorgvuldiger aan te bieden.
De heer Koevoets zegt dat hij bedoelt dat het beter is dat alleen het perceel genoemd
wordt.
De voorzitter zegt dat het inderdaad niet nodig was geweest dat het adres er bij stond
De heer van Dueren den Hollander zegt dat hij zich er helemaal niet aan stoort dat er
het adres bij staat. Hij denkt dat er niet veel inwoners van Fijnaart zijn die precies
op gaan zoeken wie er op dat adres woont.
De voorzitter zegt dat het college zich zal beraden hoe men het in het vervolg zal
doen.
De raad besluit zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van burge
meester en wethouders.
14. Begroting 1985 van het Streekarchivariaat Volgnr. 84-VIII-99
De raad besluit zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van burge
meester en wethouders.
15. Rondvraag eventueel schriftelijk ingediende vragen).
De voorzitter deelt mede dat er een antwoord ligt op de vraag van de heer de
Witte inzake de twee brieven, te weten waarom deze niet op de lijst var ingekomen
stukken zijn geplaatst.
De heer de Witte zegt dat hij ten aanzien vein het antwoord var het college geen
vragen heeft. Hij zegt dat uit de opstelling van het college blijkt dat deze zo
open mogelijk naar de raad toe wil zijn. Hij stelt dit zeer op prijs.
De brief van Jora, waarop gewezen wordt bij de ingekomen stukken, is toch een de
legatiebesluit en is niet gericht aan de raad.
Er wordt ten aanzien van de twee brieven gezegd, dat het ook een delegatiebesluit
betrof, en dat daarom de brieven niet ter inzage zijn gelegd bij de ingekomen stuk
ken. Hij denkt dat dit toch een paar brieven zijn, en er zullen er misschien nog
meer zijn, waarvan gezegd kan worden: "Stuur ze maar naar de raad; het kan zeker geen
kwaad". Hij zou toch willen vragen, om bepaalde stukken -ook al zegt het collsge, dat
het niet hoeft- toch voor de raad ter inzage te leggen.
De voorzitter antwoordt dat hij het hier niet mee eens is. Hij merkt op dat de heer
de Witte hier nu over twee verschillende dingen praat. Als het gaat over iets waar
over de raad een besluit heeft genomen en waaraaan het college een uitvoering moet^fc
geven, dan vindt het college het zinvol om de raad over het verdere verloop van
zaken te informeren. Hij zegt dat het college dit als beleidslijn zeker wil doen.
Dit voorkomt in de eerste plaats vragen en ten tweede is het gewoon onjuist om de
raad niet te informeren.
In de gemeentewet staat hoe de voorzitter te handelen heeft met de ingekomen post.
Hij zegt dat dit zorgvuldig moet gebeuren. Hij merkt op dat de post die op het gemeen
tehuis inkomt, soms weinig zorgvuldig geadresseerd is. Steeds moet goed bekeken worden
hoe een en ander wel of niet moet. Als er zaken zijn -hoewel ter competentie van
het college- waarvan het college vindt dat ze zinvol zijn om de raad daarover te in
formeren, dan gebeurt dit. De raad kan het college daarover echter nooit aanspreken.
Hij zegt dat men hiermee echter heel voorzichtig moet zijn, omdat de raad, wat die
dingen betreft, wel eens op de formele toer gaat, waardoor de voorzitter met de
zwarte piet komt te zitten. Al gauw wordt het dan namelijk: "Och, hij zal het daarom
of om die reden wel niet doen".
De heer de Witte merkt op dat hij uit het antwoord van de voorzitter kan halen,
dat hij de strekking van de door hem gestelde vraag begrijpt.
De voorzitter merkt op dat als de heer de Witte het antwoord van hem ook begrijpt,
de zaak afgerond is.
De heer Evers gaat in op de straatverlichting.
De voorzitter zegt dat hierover diverse vragen zijn geweest. Het college komt hierop
terug.