-15-
Hij denkt dat'de zin, die onder artikel 7.2 staat, zal moeten worden geschrapt.
De voorzitter merkt op dat het laatste gedeelte inderdaad geschrapt moet worden.
De zinsnede wordt een waarborgsom terugbetaald is niet aan de orde.
De heer van der Werf zegt dat volgens artikel 2 het college een en ander kan verlengen
tot 2 jaar. Hij vraagt hoe het gaat wanneer er na een jaar een tweede koper komt,
en de eerste persoon zegt dat hij een verlenging wil met een jaar. Hij vraagt of
dan de beslissingsbevoegdheid bij het college ligt, waarbij dat het college zegt:
We geven het aan diegene die er echt op wil bouwen".
Wanneer dit zo niet kan, dan denkt hij dat artikel 2 zal moeten worden gewijzigd,
in die zin dat er staat Eén jaar".
De voorzitter merkt op dat de gemeente het recht kan geven tot maximaal 2 jaar volgenï
artikel 2. Het college zal hier zeer voorzichtig mee zijn, en het niet altijd direct
zomaar doen. In het geval zoals de heer van der Werf aanvoert, zal het college zeker
geen 2 jaar optie verlenen. Wanneer de raad vindt dat het college deze ruimte niet
moet hebben, omdat hij bang is dat het college verkeerde optie verleent, dan is het
aan de raad om het terug te trekken.
De heer Bos ondersteunt het voorstel van de heer van der Werf om artikel 2 te
wijzigen in één jaar.
De voorzitter merkt op dat eventueel opgenomen zou kunnen worden, maximaal tot één
jaar, eventueel verlengd tot twee jaar In geval er dan een andere gegadigde is, dan zou
de formulering opgenomen moeten worden, dat de eerste gegadigde binnen een maand
moet beslissen.
De heer Koevoets merkt op dat er misschien wel particuliere bouwondernemers zullen
zijn die 6 woningen wegzetten. Deze kunnen best een heleboel plannen hebben die
ze nog niet helemaal rond hebben. Wanneer ze dan binnen een maand moeten beslissen,
dan ziet hij dit toch niet zo zitten. Hij vindt de voorgestelde formulering van
beslissen binnen één maand dan toch weer wat vergaand.
De voorzitter antwoordt dat één jaar in elk geval gehandhaafd blijft. Na dat jaar
kan een verlenging plaatsvinden van een jaar, maar dit tweede jaar houdt in: In geval
er een tweede gegadigde is, dan binnen één maand beslissen.
De raad besluit zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van burge
meester en wethouders.daarbij in aanmerking nemend dat artikel 7.2. wordt gewijzigd
overeenkomstig het voorstel van de heer de Witte en artikel 2 overeenkomstig het
laatstgezegde door de voorzitter.
20. Rondvraag eventueel schriftelijke ingediende vragen
De voorzitter deelt mede dat de heer de Witte antwoord heeft gekregen op de door
hem tijdens de vergadering van 28 juni 1984 gestelde vraag inzake de hellingbaan
Rabostreekbank "Noord-Westhoek"
De heer de Witte heeft begrepen dat de grond waarop zich de hellingbaan bevindt, van
de gemeente is. Het college heeft onder voorwaarden vergunning verleend. Hij vraagt
waarom het college niet met een voorstel tot verkoop van het stuk grond naar de
raad is gekomen.
De voorzitter antwoordt dat het dan problemen ten aanzien van leidingen gegeven zou
hebben. Hoe het nu geregeld is, is voor de gemeente gemakkelijker, dan wanneer
besloten zou zijn om over te gaan tot verkoop. Een en ander zou bij verkoop veel
ingewikkelder geweest zijn met betrekking tot de voorwaarden.
De heer Koevoets merkt op dat het inderdaad niet verkocht hoeft te worden, maar
hij vraagt of er misschien niet een recht van erfdienstbaarheid gevestigi moet
worden. Dit is naar zijn mening vrij simpel te regelen.
De voorzitter antwoordt dat dit nog eens door het college zal worden bezien.
De heer Koevoets zegt dat het op zich niets geeft. Hij vindt het prima dat alles
zo gegaan is Wordt er nu echter niets gedaan, dan is het stukje grond over 30
jaar van de Rabo-bank. Misschien staat er dan geen Rabo-bank meer, maar iets anders.
Het kan zo zijn dat de gemeente het stukje grond dan wel nodig heeft. Een recht
van erfdienstbaarheid acht hij daarom hier toch wel nodig.
De voorzitter zegt dat het college zal bekijken hoe een en ander is vastgelegd.
Aanpassing zal, indien nodig^geschieden