- 24 -
De heer van de Merbel zegt, dat in eerste termijn door alle aan het
woord zijnde raadsleden de functie en de rol van 't Hoekske ter
sprake zijn gebracht. Hijzelf heeft dit ook gedaan.
In de tweede ronde werd dit door wat andere sprekers op een gegeven
moment aangegrepen om eigenlijk toch wel min of meer wat anti-Hoekske
uitspraken te formuleren.
In deze zin heeft hij eigenlijk toch wel spijt van zijn opmerkingen
in eerste termijn. Hij heeft een en ander toch wel genuanceerder
gesteld. Hij heeft gezegd, dat hij de voorkeur zou geven aan een
plaatselijke groep, welke - en dit heeft hij ook reeds gezegd -
waarschijnlijk organisatorisch niet voorhanden is. Er kan in dat
geval niet om 't Hoekske heen worden gegaan. Hij wenst duidelijk te
stellen, dat hij niet anti 't Hoekske is. Wanneer 't Hoekske in
deze aangelegenheid een rol kan spelen, dan is dit - wat zijn frac
tie betreft-accoord. Het gaat er zijn fractie om dat er in ieder
geval iets van de grond komt. Heeft men de deskundigheid niet zelf
in huis, dan is nu eenmaal de consequentie, dat men die elders
dient te gaan halen.
Wethouder Fakkers zegt, dat de raad zich er heel goed van bewust
moet zijn, welke keuze het college zich voorstelt te maken. De raad
dient zich af te vragen of hij het gewenst vindt, dat er een ont
moetingspunt komt voor de betreffende jongeren, van waaruit eventuele
cursussen worden opgezet, die in de belangstellingssfeer liggen van
die jongeren. Van daaruit zouden dan de jongeren moeten worden inge
schakeld bij objecten, die in gang worden gezet. Deze lijn ziet
het college, waarbij het dan niét gaat om het feit of dan 't Hoekske
of een andere instantie begeleidt. De raad dient deze lijn goed te
zien en zal daaraan al dan niet zijn goedkeuring moeten geven.
Voor de ouderen en de jongeren, die buiten de doelgroep vallen,
heeft het college objecten voor ogen die zullen worden aangekaart
bij diverse instanties, teneinde hiervoor de goedkeuring te ver
krijgen
Bij de raad merkt hij een lichte aarzeling en aan de andere kant
eigenlijk een zekere tegemoetkoming richting 't Hoekske. Hij con
cludeert, dat de raad het ontmoetingscentrum, gevolgd door het facet
cursussen en vervolgens het facet objecten wel ziet zitten, maar
dat hij wel graag ziet, dat de relatie met 't Hoekske wordt beperkt
tot het op gang brengen van de gehele materie. De raad ziet, zodra
alles in gang is gebracht, liever dat dan met eigen deskundigheid
ter plaatse, dan wel vanuit de groep zelf, verder wordt gegaan.
Vertaalt hij een en ander zo hij nu doet, dan denkt hij, dat hij
de positie van 't Hoekske beter heeft geschetst.
De heer Koevoets voegt hier san toe, dat wanneer alles een succes
is en er in de eigen gemeente geen deskundigheid aanwezig blijkt
te zijn, dat de persoon van 't Hoekske, die dan zou kunnen gaan be
geleiden, gewoon het uit te geven geld opbrengt.
Er is dan zeerzeker geen sprake van weggegooid geld.
Wethouder Fakkers zegt op hetgeen de heer Koevoets naar voren heeft
gebracht, dat de vakbeweging er eigenlijk wel in zit, omdat dit
in zekere zin via de WWV-commissie geschiedt. In deze commissie zijn
namelijk 3 vakbonden vertegenwoordigd.
De WWV-commissie zal haar stem moeten geven aan de objecten, die
aangezwengeld gaan worden, met nar.e wanneer het gaat om het feit
of men al dan niet in de concurrerende. sfeer terecht komt.
In deze WWV-commissie zit bovendien het Arbeidsbureau, dat ook een
heel duidelijke stem in het kapittel heeft.
Bestaande structuren zijn er hierdoor eigenlijk al, waar al een
toetsing kan plaatsvinden van objecten, die aangedragen zullen gaan
worden binnen het kader van werkverruimende maatregleen.
Tenslotte deelt hij mede, dat hij niet zo direct kan beoordelen of