-14-
Niettemin stelt hij dat wanneer een zaak heel uitdrukkelijk is gesteld -
zoals geldt bij de Valenciennesstraat - het heel naar en vervelend over
komt dat plotseling een gedane toezegging en een genomen besluit niet
wordt nagekomen.
Hij merkt op dat hij van te voren ook verscheidene malen heeft gevraagd
of het nu werkelijk wel kon om alle bomen te laten staan. Eerst werd
steeds gezegd dat alle bomen niet konden blijven staan, later is gezegd
dat de bomen wel konden blijven staan.
Bij de uitvoering is vervolgens weer gesteld dat er bomen moesten worden
verwijderd. Het college werd hiermee voor het blok gezet en ook zij vond
deze wijziging vervelend. Hij begrijpt best dat raadsleden erop aange
sproken zijn dat aan een genomen raadsbesluit bij de uitvoering niet hele
maal werd voldaan.
Hij hoopt dat zaken zoals deze de gemeente in het vervolg bespaard mogen
blijven.
De heer Kannekens denkt toch dat het verstandig is om uit hetgeen bij
deze zaak voorgevallen is, lering te trekken en in het vervolg anders
te handelen, dan nu is geschied. Al kost het stilleggen van werkzaamheden
geld, een zaak dient ondanks dit naar zijn mening in het vervolg anders
te worden benaderd.
De heer van Halderen zegt dat wethouder Fakkers gesproken heeft over een
hoorzitting. Op de betreffende avond heeft wethouder Fakkers echter een
en andermaal uitgelegd, dat het geen hoorzitting, maar een informatieve
bespreking met de bewoners was.
Wethouder Fakkers antwoordt dat de heer van Halderen in deze gelijk
heeft. Na de informatieve hoorzitting, die emotioneel verliep en waarbij
werd aangedrongen op het behoud van de bomen, is hij naar het college
gegaan. Het college heeft toen het besluit genomen om de bomen te laten
staan. Wat dat betreft is alles procedureel juist verlopen.
De heer Kannekens merkt op dat de raad het besluit heeft genomen om de
bomen te laten staan.
Wethouder Fakkers zegt dat het college het besluit heeft genomen om de
bomen te laten staan. Het college heeft dit aan de raad voorgelegd en de
raad heeft toen besloten om het over te nemen.
De heer de Vos vraagt of hij uit de advertentie die in de krant van 29
september 1983 is verschenen mag afleiden dat de bezwaren van het Water
schap de Striene tegen de komst van Bouwbedrijf van der Zande weg zijn.
De voorzitter antwoordt dat de heer de Vos dit niet mag afleiden. Hij
merkt op dat hij helemaal niet wist dat er bezwaren waren. Hij heeft
zoiets wel eens horen verluiden. Hij deelt mede dat alle formaliteiten
die nodig waren om tot publicering te komen conform artikel 19 voorbij
zijn. Het is nu zo dat mensen bezwaren mogen aantekenen. Hij heeft thans
geen idee of er mensen zijn die bezwaar aan zullen tekenen. Over veertien
dagen zal dit bekend zijn.
De heer de Vos zegt dat het erom gaat dat destijds door de voorzitter
is toegezegd, dat geen artikel 19-procedure zou worden gestart, wanneer
er overwegende bezwaren zouden zijn tegen de bouw.
De voorzitter antwoordt dat een artikel 19-procedure in werking brengen
betekent dat de gemeente een en ander doorstuurt naar Gedeputeerde Sta
ten. Door hem is toegezegd, wanneer er bezwaren zouden zijn, het college
de artikel 19-procedure niet in werking zou stellen naar Gedeputeerde
Staten toe.
Hij merkt op dat het zo zou kunnen zijn dat het college bepaalde bezwaren
van ondergeschikt belang vindt, waardoor toch een artikel-19 procedure
zou kunnen worden gestart. Alvorens het college hiertoe dan besluit, zal
het college de zaak aan de raad voorleggen om te vragen of al dan niet
een artikel 19-procedure in werking gesteld moet worden. Het college is
hiertoe niet verplicht, maar heeft dit destijds de raad toegezegd.