- 32 -
Wanneer de overgebleven 4 personen het geen van allen waren ge
worden, dan was er een nieuwe advertentie gekomen.
De heer Kannekens merkt op dat het toch vreemd overkomt dat in de
volksmond alom bekend was, dat er al iemand aangenomen was, voor
aleer er een advertentie geplaatst was.
Hoe het allemaal verder gegaan is weet hij niet. Hij vindt het
bijzonder jammer om dit te moeten zeggen. Hij vindt het nog meer
jammer wat er in de krant is geschreven, naar aanleiding van het
subsidiebedrag, hetgeen de vorige keer is toegekend.
Wanneer dat op deze manier de pers moet halen, dan zou hij er
andere dingen over kunnen zeggen. Hij vraagt zich af, waarom,
wanneer men het zat is in het bestuur van de Witte Roos,de rekening
over 1981 dan niet goedgekeurd is. Hij vraagt waarom er geen
antwoord op gegeven kan worden op het feit waarom de rekening nog
niet is goedgekeurd.
Hij vraagt verder waarom nmr steeds geen antwoord gegeven kan worden
op de zaak betreffende de winstmarge.
Hij vraagt zich af waarom via de krant weer een keer de twee be
stuursleden een trap in de lende moet worden gegeven. Hij vindt
dit toch een zeer betreurenswaardige zaak.
De voorzitter interrumpeert en zegt dat hij nu de heer Kannekens
genoeg de kans heeft gegeven hierover te praten. Hij merkt hierbij
op dat hij de heer Kannekens eigenlijk al meer heeft laten spreken,
dan hij zou moeten doen.
Hij heeft de heer Kannekens laten praten, daar anders gedacht
zou kunnen worden dat hij de heer Kannekens de mond wilde snoeren.
Dit laatste wilde hij zeer zeker niet doen.
Hij stelt dat hij de zaak betreffende de Witte Roos meer dan vol
doende heeft toegelicht. Hij zegt nog eens nadrukkelijk dat de
gehele procedure zo is gelopen, zoals hij zojuist heeft geschetst.
Hij meent dat hij zeer openhartig en uitvoerig over een en ander
is geweest.
De heer Kannekens merkt op dat hij de voorzitter hiervoor erkente
lijk is.
De heer Koevoets zegt dat dit voor hem ook geldt.
Hij merkt vervolgens op dat wethouder van Dis namens de gemeente
hoofdingeland is van het Waterschap De Striene. Bij zijn weten
is het verboden om bestrijdingsmiddelen in watergangen te lozen,
namelijk - naar hij aanneemt - volgens de Wet Verontreiniging
Oppervlaktewateren
Wanneer hij in het foldertje, dat hij gekregen heeft met de
aanslag, leest: "Het schoonmaken van sproeiwagens nabij kunstwerken
in de toekomst achterwege te laten. Men wordt verzocht om de be
groeiing van de talud zoveel mogelijk te sparen. Het voorkomen dat
de sproeimiddelen voor de gewassen op de talud terechtkomen en
zodoende de begroeiing beschadigen", dan komt hem dit toch heel
merkwaardig over. Het is gewoon verboden en hij vraagt zich af
waarom de Striene dit er nu niet eens een keer inzet.
Wat nu gebeurt is, dat de ene boer op 500 meter zijn spoelwagen
schoon staat te spoelen met giftig groene troep, terwijl 500 meter
verder de volgende boer hetzelfde water omhoog pompt om de aard
beien te beregenen, die de volgende dag heerlijk als zomerkoninkjes
in de winkel liggen. Naar zijn mening zorgen de boeren niet langer
meer "voor ons dagelijks brood", maar "voor ons dagelijks vergif".
Hij vindt een en ander toch een taak voor de Striene. Hij hoopt
dat wethouder van Dis als hoofdingeland, namens de raad, hier toch
eens iets van gaat zeggen. Het foldertje dient volgend jaar
op deze punten te worden aangepast.
De voorzitter zegt dat het voorlopig nog namens de heer Koevoets
zelf geldt.
De heer Koevoets antwoordt dat hij het best vindt dat het voorlopig
nog namens hemzelf geldt.