- 9 - 9Voorstel inzake beschikbaarstelling krediet ten behoeve van plaatsing praktikanten bij de dienst gemeentewerken. 37e wijziging gemeentebe groting 1983. Volgnr. 83-V-65. De heer de Vos deelt mede dat zijn fractie blij is dat er een plaats komt voor praktikant van een school. Zijn fractie wil er toch op aandringen dat de praktikant niet gaat dienen als een erg goedkope ambtenaar, maar dat in de benadering praktikant -werk de praktikant centraal komt te staan. Het werk dient in feite op de tweede plaats te komen. In het voorstel wordt een bedrag als vergoeding genoemd van f 400,-- in de maand. Hij is er niet in geslaagd om precies de normbedragen na te trekken. Hij denkt hierbij met name aan het normbedrag van het Algemeen Verbond Bouwbedrijven (A.V.B.B.), dat met name voor MTS- en HTS-praktikanten een norm heeft. Het lijkt hem dat de norm hoger moet liggen dan f 400,-- per maand. Uit zijn praktikantentijd kan hij zich nog herinneren dat het f 99,per week was, hetgeen al ongeveer 7 jaar geleden is. Om eenheid te krijgen in het bedrijfsleven heeft de overkoepelende organisatie in het bouwbedrijf gezegd, dat er normen vastgesteld zouden moeten worden. In dit geval zou men kunnen denken aan normen van het AVBB, maar ook aan normen van het VNG. Hij weet niet of deze er zijn, maar hij denkt met name aan normen voor praktikanten van bestuursscholenEr dient naar zijn mening toch een eenvormige normering te komen van deze praktikanten. Wethouder Fakkers antwoordt dat het doel van de stageplaatsing in overeenstemming is met hetgeen de heer de Vos heeft opgemerkt, nameliji dat de praktikant er wat aan dient te hebben. Hij merkt op dat, toen de eerste contacten er waren met de school, bleek dat men alleen al blij was met het feit wanneer men een stage plaats kon vinden. Het college vindt dit echter te mager en is daarom in onderhandeling gegaan met de betrokken school, ten einde te bekijker welke eisen er aan een stageplaatsing gesteld moeten worden. Worden er geen eisen gesteld aan een stageplaats en is men alleen maar blij met het feit dat iemand is ondergebracht, dan heeft de praktikant naar de mening van het college niets aan de stage. Het college is in onderhandeling getreden met de heer Mattieu en ver volgens zijn de eisen waaraan een stageplaats zou moeten voldoen door het college samen met de praktikanten op een rij gezet. Deze eisen zijn in de lijn, zoals de heer de Vos heeft opgemerkt. Het is hem niet bekend of er normbedragen van de VNG zijn. De bedragen weergegeven in het voorstel zijn vanuit de praktijk en in overleg met tot stand gekomen. De heer de Vos is blij met het feit dat hetgeen hij gezegd heeft ten aanzien van de praktikant en het werk, ook de intentie is van het college Hij merkt op dat de 2 praktikanten gezamenlijk 200 dagen moeten werken. 200 Dagen zijn ongeveer 10 maanden. Hij merkt op dat in het voorstel gesproken wordt over 12 maanden. Hij vraagt of dit nu gekozen is, om wat extra ruimte te krijgen om wat op te vangen, of dat dit gekozen is met andere bedoelingen. Wethouder Fakkers antwoordt dat het college gewoon uitgegaan is van één jaar, gedeeld door twee, is voor elke praktikant 6 maanden. De heer de Vos zegt dat de praktikanten maar 200 dagen hoeven te werken. Hij neemt niet aan dat één zo'n praktikant 201 dagen wil werker De voorzitter merkt op dat het toch niet om het werken gaat. De heer de Vos merkt op dat hij bedoelt werken in de zin van aanwezig zijn. Wethouder Fakkers zegt dat het ook niet gaat om het aanwezig zijn. Hij denkt dat deze term nu juist in deze discussie niet gebruikt moet worden. Het gaat er om dat de jongelui de kans krijgen om in de gemeente ervaring op te doen, die men straks bij het vinden van een

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1983 | | pagina 130