-16- Met de sanering van het vernieuwingsfonds kan zijn fractie wel instemmen. Om een goed onderhoudsfonds op poten te gaan zetten, dient het vernieuwingsfonds te worden ondergbracht in het onderhoudsfonds. Hiermee wordt een onderhoudsfonds verkregen met een body, die wel tegen een klein stootje kan. Door de heer van der Werf is dit ook reeds aangegeven. Het verlagen van de zaalhuur, is naar de mening van zijn fractie in eerste in stantie een zaak van het Algemeen Bestuur van de Witte Roos. De voorzitter merkt op dat het in eerste instantie een zaak is van het Algemeen Bestuur. Hij stelt wel dat wanneer als uitgangspunt wordt genomen dat de gemeen te het gehele exploitatietekort voor haar rekening neemt, en het verlagen van de zaalhuur helemaal aan het Algemeen Bestuur wordt overgelaten, er een vrij heid wordt gegeven die wel erg vergaand zal zijn. De heer Koevoets zegt bij interruptie dat hij dit juist genoemd heeft, omdat be wezen is bij een andere gemeente, dat dit gewoon een positieve bijdrage is voor het exploitatietekort. De voorzitter antwoordt dat hij ook niet zegt dat het niet zou moeten, maar dat het alleen een afweging is. De heer de Vos zegt dat de afweging pas gemaakt kan worden, wanneer bekend is hoeveel een en ander verlaagd gaat worden en voor welke groepen. j Hij denkt dat in deze maar eerst een concreet voorstel moet komen van het Al- gemeen Bestuur. De heer van Dueren den Hollander zegt dat, wanneer er gedelegeerd wordt aan het Algemeen Bestuur en verenigingen de zalen om niet kunnen gebruiken, er een ont zaglijke derving wordt verkregen aan cijfers. Wordt dit gedelegeerd, dan moet er vooraf toch iets gebeuren, voordat dit wordt gedelegeerd. De gemeente zal dan namelijk voor wat zwaardere bedragen garant moeten staan. Hij denkt niet dat het zondermeer gedelegeerd kan worden. De voorzitter zegt dat dit eigenlijk hetzelfde is als datgene wat hij aanduidde. Hij denkt echter dat dit iets is, waar men op dit moment nog niet aan toe is. De heer Koevoets merkt op dat men het in het geheel moet zien. Allereerst zal men moeten beginnen met het opstellen van een organisatierapport en een financee] rapport De voorzitter zegt dat hij tijdens de vergadering van de Commissie Financiën dit reeds naar voren heeft gebracht. Hij heeft hier expres nog niets over gezegd, omdat hij vindt dat eerst de raad hierover zich moet uitspreken. Het college zal zich na deze -raadsvergadering een mening vormen. Voor 26 mei aanstaande komt er een voorstel, waar dit rtiisschxèn wel in zal staan. De heer Kannekens hoort dit nu aan en vraagt zich af wat men hieraan allemaal g heeft, wanneer de instructie en de voorschriften die er zijn niet worden na— geleefd. Er is een instructie, er is een organisatierapport en er zijn voor schriften die aangeven hoe alles er aan toe moet gaan. Met deze voorschriften enzovoorts wordt niets gedaan. Hij stelt dat dit de kwestie is, waarover het gaat De heer de Vos gaat verder in op het organisatierapport. Zijn fractie twijfelt aan het nut of het de kosten wel waard is. Wanneer de raad hedenavond of tijdens de raadsvergadering van 26 mei aanstaande zou besluiten om een organisatierapport te laten maken, dan zal zijn fractie zich hiertegen niet verzetten. De heer Kannekens zou graag willen horen waar het verschil zit in de winstmarge. Er wordt nu allemaal gesproken over het feit dat het gebouw en de Witte Roos geld kost, maar de oorzaak is er en deze oorzaak zou hij graag willen opsporen. Hij zou graag van de voorzitter van de Witte Roos willen vernemen hoe het kan bestaan dat de winstmarge van 171 in 1980 in 1981 teruggaat naar 143. Het betreft hier 30% punt en wanneer dit wordt omgeslagen dan komt men precies op de f. 60.000,verlies. De voorzitter vraagt de heer van Halderen of deze bereid is of in staat is hier iets op dit mement op te zeggen. De heer van Halderen antwoordt dat juist de teruggang in het beruchte jaar 1981 binnen het Dagelijks Bestuur en ook het Algemeen Bestuur echt aandacht heeft gehad. Er zijn hierover ook gesprekken geweest met de accountant, de heer Augus tijn. Hij merkt op dat het bestuur over deze teruggang ook grote twijfels had. Naar zijn weten heeft de penningmeester zich hierin verdiept. De juiste oorzaak heeft hij tot op heden niet kunnen achterhalen.

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1983 | | pagina 115