- 25 -
26. Ligt het in de bedoeling van Uw college ook andere raadsfracties op deze
wijze te behandelen?
27. Als dat niet zo is, waar heeft de P.L.F.-fractie dan deze behandeling aan te
danken?
28. Op welke wijze denkt Uw college in deze kwestie recht te doen aan de P.L.F.
fractie?
29. Op welke wijze denkt Uw college de verstoorde verstandhouding met de P.L.F.
fractie te verbeteren?
30. Wil Uw college zich in het vervolg strikt houden aan het reglement van orde
in deze en een volstrekt ëerlijke behandelingswijze toepassen voor alle raads
leden, dus ook minderheden? Dank U wel".
De voorzitter dankt de heer Koevoets voor deze korte vraagjes betreffende een
belangrijk gedeelte over het beleidswerk.
Het lijkt hem juist voor hij op de vragen ingaat de zaak even procedureel schetst.
De heer Bos komt met een punt van orde. Hij zegt, dat de raadsleden een afschrift
hebben ontvangen van een brief van het college waarin aan de heer Koevoets wordt
gevraagd aan wie de door hem geschreven brief is gericht.
Hij heeft nog niet vernomen of gehoord aan wie de brief nu was gericht.
De voorzitter antwoordt, dat de brief gericht was aan het college. Hij komt hier
bij zijn betoog, te weten het procedureel gedeelte, op terug.
Hij zegt, dat de heer Koevoets op 23-11-1982 heeft bericht dat hij zich tot het
college richt. Ook al zijn er vragen die meer op het terrein liggen van wethouder
van Dis.
Hij gaat vervolgens in op de beantwoording van hetgeen de heer Koevoets naar voren
heeft gebracht.
1. Bij brief van 9-11-82, ontvangen 11 november 1982, wordt door de heer Koevoets
een brief gericht aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente
Fijnaart en Heijningen.
De brief had betrekking op de situatie oversteekplaats fietsers Parallelweg.
Onder het onderwerp staat: "Bestemd voor Commissie Ruimtelijke Ordening en
raadsvergadering 25 november aanstaande".
2. Op 10 november wordt de agenda verstuurd voor de vergadering van de commissie
Ruimtelijke Ordening. Op 18 november 1982 vindt deze vergadering plaats. De
brief kwam dus te laat om nog mee te sturen
3. Op 18 november is de agenda voor de raad van 25 november verstuurd. Op de lijst
van ingekomen stukken komt de brief van de heer Koevoets niet voor. De brief is
op 19 november wel in de map van de ingekomen stukken gelegd.
4. Op 18 november wordt door wethouder van Dis in de vergadering van de commissie
Ruimtelijke Ordening melding gemaakt van de brief van de heer Koevoets. Het
tijdstip waarop de heer van Dis dat doet kom ik later uitvoerig op terug.
5. Op 21-11-1982 dient de heer Koevoets een verzoek tot interpellatie in over de
wijze waarop zijn brief van 9-11-1982 is behandeld. Dit verzoek gaat gepaard met
30 vragen c.q. opmerkingen.
6. Op 23-11-1982 verzoekt de burgemeester aan de heer Koevoets om hem schriftelijk
mede te delen tot wie de interpellatie zich richt. Op 23 november bericht de
heer Koevoets, dat hij zich tot het college richt.
Tot zover de procedure.
Status behandeling brief 9 november 1982.
a. Op 16 september 1982 heeft de voorzitter van de raad een brief geschreven aan
alle leden van de raad, waarbij hij wijst op de gemaakte afspraak ten aanzien
van raadsvragen. Vermeld dient te worden "Bestemd voor raadsvergadering".
De heer Koevoets heeft aan deze afspraak gevolg gegeven, maar heeft verzuimd
vragen te stellen. In de brief van 9 november komen een groot aantal opmerkingen
voor die naar de mening van de heer Koevoets leiden tot de conclusie "GROTE
BEZORGDHEID". Hij hoopt tevens het college tot grote spoed te kunnen manen voor
wat betreft een definitieve veilige oplossing, waarbij het belang van de zwakker
in het verkeer (de fietser) zal mogen prevaleren.
In wat voor opzicht kan de heer Koevoets spreken over een raadsvraag als hij