- 24 -
9. Als de P.L.F.-fractie precies hetzelfde behandeld wordt, ongeacht haar mening,
als andere fracties of zelfs burgers; op welke wijze denkt het college dan de
PL.F.-fractie genoegdoening te verschaffen over de ondervonden andersoortige
behandeling bij het zich richten als raadslid tot een commissie?
10. Welke rechtswaarde kan de raad nu nog toekennen aan het uitgebrachte advies
van voornoemde commissie, nu een ter zake dienend stuk niet ter inzage heeft
gelegen en dus de commissie onbekend was, waardoor wellicht een ander advies
was gevolgd?
De volgende 20 vragen hebben betrekking op de bestemming van voornoemde brief
voor de raadsvergadering van 25 november 1982, dat is dus deze vergadering.
11. Waarom heeft deze brief donderdagmiddag 18 november j.l. niet bij de stukken
gezeten, noch in afschrift verzonden naar de raadsleden, zoals gebruikelijk is
bij brieven geschreven door raadsleden ter behandeling in raadsvergadering?
12. Waarom was donderdagavond 18 november j.l. te 21.00 uur Uw voorzitter op vragen
van ondergetekende van mening, dat deze brief thuishoorde bij de commissie
Ruimtelijke Ordening en aldaar behandeld was, en niet bij de raadsstukken?
13. Waarom wordt de onderstreepte zin op bedoelde brief "Bestemd voor Commissie
Ruimtelijke Ordening en Raadsvergadering 25 november a.s." binnen 24 uur
door 2 leden van Uw college en de heer Lieven verschillend uitgelegd; en dat
8 dagen na binnenkomst?
14. Welke waarde kan de raad en ondergetekende toekennen aan Uw brief d.d. 16 sep
tember 1982, waarin U als voorwaarde voor behandeling in de rondvraag stelt
dat duidelijk boven de brief moet staan "Bestemd voor raadsvergadering?"
15. Ondanks het feit dat ondergetekende aan de gestelde voorwaarden heeft voldaan,
bestond er twijfel bij het college over de te volgen handelwijze.
Waarom heeft de voorzitter dan niet volgens goed gebruik, krachtens zijn
toezegging in eerdere raadsvergadering gedaan een open oor te hebben voor de
fracties welke niet in het college vertegenwoordigd zijn en in het bijzonder
de nieuwe raadsleden, en bovenal rechtens art. 45, lid 2 van het Reglement
van orde van deze raad; geen overleg gepleegd met de briefschrijver?
16. Waarom is krachtens dat zelfde art. 45 van het reglement van orde deze brief
nog niet beantwoord?
17. Uw enig antwoord kan zijn dat het gestelde in deze brief qua inhoud en vorm
niet beantwoord kan worden omdat het algemeen belang zich daartegen verzet.
En dat is niet de partij. Waarom is dan krachtens art. 45, lid 5 en 6 geen
mededeling gedaan aan de raad?
18. Is Uw collegelid de heer van Dis op dit moment nog steeds de mening toegedaai^^
die hij vrijdagmiddag te 17.35 uur ventileerde, n.l. dat een brief geschreven
door een raadslid pas in de raad komt als hij hem richt aan de raad en deze was
gericht aan het college, dus vandaar.
19. Is Uw collegelid de heer van Dis ook nu nog van mening, dat het aan de onerva
renheid van ondergetekende als raadslid heeft gelegen, dat de bewuste brief niet
daar is gekomen waar ondergetekende hem wilde hebben?
20. Hoe komt het dan dat in het verleden brieven van andere raadsleden gericht aan
het college wel in de raad komen?
21. Is of was de mening van de heer van Dis dan niet in strijd met de gemeentewet
en het reglement van orde die voorschrijven dat een raadslid zich dient te
wenden tot de burgemeester of burgemeester en wethouders bij het stellen van
vragen of het geven van zijn mening?
22. Welke indruk denkt de heer van Dis achter te laten betreffende zijn ervaring
als wethouder en raadslid als hij dit soort meningen verkondigt?
23. Waarom is deze brief die t/m vrijdagmiddag/avond kennelijk bij het college
thuishoorde, dan op zaterdagmiddag 20 november j.l. toch bij de raadsstukken
gevoegd en wel in de map ingekomen stukken?
24. Waarom staat dit stuk tot op dat moment niet vermeld op de lijst van de inge
komen stukken?
25. Welke indruk denkt Uw college achter te laten met deze uiterst merkwaardige
wijzigingen in Uw beleid ter zake?
- •'V -