-15-
De heer van Halderen gaat in op hetgeen de voorzitter heeft gezegd, dat deze moeite
heeft met regelingen die vanuit de regering min of meer aan de gemeenten worden opge
drongen en dat hij dit een nare zaak vindt. Hij brengt in herinnering dat het Arbeids
plaatsenplan Albeda 1980 duidelijk bedoeld is voor het scheppen van arbeidsplaatsen in
het kader van de werkloosheidsbestrijding.
Hij kan dit moeilijk een nare zaak vinden.
Niet zozeer het maatschappelijk werk of de Federatieve Stichting worden geholpen door
de aanstelling van een extra kracht, maar juist de hulpvragende mensen.
Graag wil hij weten op welke datum het College het bestuur van de Federatieve Stich
ting heeft uigenodigd.
Hij deelt mede, inhakend op hetgeen de heer van der Werf heeft gezegd, dat de catego
rale werksoorten reeds Eijn overgedragen.
Aansluitend hierop zegt hij dat hij het naar voren brengen van de aanstelling van één
man om de thans zo verspreid liggende woonwagenstandplaatsen te bedienen een gemini
maliseerde opzet vindt. Wanneer de extra kracht zou worden aangesteld om de regionale
kampen onder zijn of haar beheer te hebben, dan zou hij daar-mede vrede kunnen hebben.
Juist in het kader van decentralisatie van de woonwagenstandplaatsen vindt hij één
man daarvoor bepaald onvoldoende.
Graag zou hij willen zien dat tijdens een gesprek met de Federatieve Stichting ook aan
de orde komt de zogenaamde bereikbaarheidsdienst of beschikbaarheidsdienst. Dit onder
werp spreek hem bijzonder aan.
Het doet hem genoegen te horen dat er vertrouwen in de dienst bestaat en dat de hulp-
vragenden vertrouwen hebben in de dienst. De opmerkingen die hij over de dienst heeft
gemaakt en dan in de gemitigeerde vorm worden hierdoor toch onverlet gelaten.
Hij zegt dat de WD-fractie het moeilijk kan plaatsen dat anno 1980 het College niet
staat te trappelen bij het creëren van immateriële hulp. Wanneer het voorstel door
de raad wordt overgenomen dan is de WD-fractie van mening dat dan de burgerij van
de gemeente Fijnaart en Heijningen moet weten wat het tekortkomt omdat een beschikbare
plaats in een Arbeidsplaatsenplan niet wordt gehonoreerd.
De heer Kannekens deelt mede, dat de CDA-fractie het Maatschappelijk Werk zeer voor
naam vindt. Het dient dan wel allemaal goed te gebeuren en niet zoals de Federatieve
Stichting het wil. Bestuur en directie door elkaar heen. Daarmede is niemand gediend.
De voorzitter gaat in op hetgeen de heer van Halderen heeft gezegd dat de gemeente
tekort komt wanneer de beschikbare plaats niet wordt gehonoreerd. Hij voert aan dat
het niet ten dienste is van Fijnaart.
Het Arbeidsplaatsenplan is op zich een goede zaak. De gemeenten dienen echter in de
helft van de kosten bij te dragen. Dit wordt daarna een oplopende zaak.
Dit is niet alleen het geval bij deze zaak. De gemeenten worden met allerlei rege
lingen geconfronteerd die op zich op dat moment gunstig werken, zeker ook. ten aanzien
van het werkloosheidsvraagstuk. De gemeenten dienen dit echter allemaal financieel
waar te maken
Het bestuur van de Federatieve Stichting is uitgenodigd voor een gesprek op 5 novem
ber 1980.
De heer van Halderen vraagt wanneer de uitnodiging is uitgegaan.
De voorzitter kan dit niet precies mededelen. Hij vindt dat niet van hem verlangd kan
worden dat hij precies kan vertellen wanneer brieven zijn verzonden en zegt dat dit
eventueel nagegaan kan worden. In één van de vorige Collegevergaderingen is in elk ge
val het besluit genomen een brief te doen uitgaan aan het bestuur van de Federatieve
Stichting om dit uit te nodigen voor een gesprek. De brief is in ieder geval verzonden.
De heer van Halderen zegt dat zijn vraag natuurlijk een betekenis heeft.
Hij vraagt dit niet voor niets. Data zijn zwakke momenten, vage redeneringen.
Het lijkt hem niet zo verschrikkelijk moeilijk om te weten te komen wanneer deze brief
is uitgegaan.
De voorzitter herhaalt dat hij het op dit moment niet kan vertellen.
Het is best mogelijk, indien de heer van Halderen dit op prijs stelt, dat hij het
deze avond nog verneemt.
