-13- Het College dient zich daarop te herbezinnen. Hij vraagt aan de heer van Halderen of hij dit heeft bedoeld. De heer van Halderen antwoordt, dat hij hiermede akkoord gaat. De heer van Dueren den Hollander vraagt wat de harmonie is tussen het bestuur en de directie van de Federatieve Stichting. Hij meent uit de woorden van de voorzitter te mcgen concluderen dat het bestuur de directie niet in haar greep heeft, maar dat het omgekeerde juist het geval is. Hij vindt dit vervelend en meent dat het zelfs funest kar. zijn. De voorzitter deelt mede, dat het College moeilijk met het bestuur van de Federatieve Stichting in bespreking kan komen, daar het steeds antwoord krijgt vein de stafmede werkers. Deze mensen hebben een andere verantwoording in deze. De heer Kannekens vindt, dat de brieven die bij de stukken liggen een duidelijk beeld geven van hoe er bij de Federatieve Stichting gewerkt wordt. Bij het lezen van deze brieven valt te concluderen, dat er nogal op verschillende stoelen gezeten gaat worden. Hij is van mening, dat dit een hele verkeerde zaak is. Wethouder Fakkers antwoordt, dat er aan hem meer kracht wordt toegekend dan dat er in werkelijkheid aanwezig is. Hij meent dit te mogen concluderen uit de woorden van de heer van de Merbel. Gezegd wordt dat hij iets zou hebben tegen de Federatieve Stich ting, omdat er vanuit de gemeente weinig greep op deze instelling als zodanig zou zijn. Hij ontkent dit ten zeerste en haalt hierbij aan dat er kennelijk telefoongesprekken zijn gevoerd door de directie van de Federatieve Stichting. Hij zegt dat één mevrouw, lid van de directie, dit overigens ten stelligste ontkent. Het tegenovergestelde kan echter bevestigd worden door anderen, zoals de CDA-fractie in haar totaliteit. Hij heeft er een hekel aan dat zijn naam ten onrechte gebruikt wordt en begint er een beetje kortaan door te worden, hetgeen hij terecht vindt, daar het niet zó is zoaJLs het gesteld wordt. Op 16 oktober 1978 is er ten gemeentehuize een gesprek gehouden waarbij aanwezig waren de heer Auerbach, mevrouw Veeke en de heer Verhoeven namens de Federatieve Stichting, de heer Kriele, ambtenaar Sociale Zaken, en hijzelf. Een verslag van dit gesprek heeft overigens al een jaar geleden ter inzage gelegen bij de raadsstukken. Daarover zijn toen vragen gesteld. In feite krijgt men dezelfde dis cussie nu in de raadsvergadering terug. Hij wil graag duidelijk stellen wat het ver volg eigenlijk moest zijn van de toen gehouden discussie. Afgesproken was om het be leidsplan te evalueren en.men zou in 1979 wat terug komen doen. In 1979 heeft de Fede ratieve Stichting echter niets gedaan. Het College heeft de Federatieve Stichting toen herinnert, dat deze de afspraken niet is nagekomen. Er is een brief uitgegaan naar de stichting waarin werd gesteld, dat op een aantal zaken niet is gereageerd. Het College heeft naar de reden gevraagd en heeft het bestuur van de Federatie uitge nodigd voor een gesprek. Het College kreeg echter geen antwoord van het bestuur, maar wel van de directie, en wel in juli 1979. In oktober 1979 werd het College weer geconfronteerd met de Stdchtipg daar de2E zich tegen een bepaalde persoon afzette i.e. hemzelf. Ook werden opmerkingen gemaakt over een bepaal de advertentie die de gemeente in die tijd had geplaatst. Ook een verslag van dit ge sprek heeft toentertijd ter inzage gelegen. Afgezet werd tegen een vacature die toer ontstond. In deze vacature werd voorzien door een benoeming van ambtenaar met het diploma MBO. Hij vindt nu dat de heer van Halderen in zijn afgelegde verklaring een aanval doet op het ambtelijk apparaat. De ambtenaren van Sociale Zaken zouden meer doen dan zij krachtens hun opleiding zouden moeten doen. Hij stelt, dat dit dezelfde vertaling is die kan worden teruggevonden in het gesprek met mevrouw Veeke. Een aanstelling van een ambtenaar bij de dienst sociale zaken wordt onderwerp van discussie op een andere plaats, dan binnen het gebouw waar het in feite thuisbehoort Hierdoor wordt dezelfde ambtenaar niet geaccepteerd in Zevenbergen. De heer van Halderen heeft in 1979 bij de vacaturevervulling verscheidene vragen ge steld. In het verslag kan worden gelezen dat toentertijd is gesteld, dat het College helemaal niet op de concurrentie-toer is met de Federatieve Stichting voor Maat schappelijk Werk. Burgemeester van Bochoven heeft toen nog gezegd dat het niet meer gaat om het materiële, maar om het immateriële. Heel duidelijk heeft hij hiermede bedoeld dat de centenkwestie bij de Sociale Dienst al lang een achterhaalde zaak is. Het gaat veel meer om begeleiding.

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1980 | | pagina 132