-4-
Dan zou hij willen zien hoe het het goedkoopst kan en hoe het met de minste bezwaren
kan. Dit heeft dan op zichzelf weinig met solidariteit uit te staan.
De voorzitter is het in zijn algemeenheid eens met de heer van Dis, dat er niet in
rapporten die de gemeente krijgt gestreept en geschreven moet worden. Dit rapport
is echter een privé rapport van wethouder Fakkers en die heeft het er ter inzage bij
gedaan
Wethouder Fakkers gaat eveneens in op het schrijven en strepen in het rapport, het
parafraseren van auteursrechten zoals de heer van Dis dit noemt. Tijdens de bespre
kingen van het SVA-rapport bij de VVR werd deze opmerking door een van de leden ge
maakt.. Deze vond hij zo aardig dat hij deze daarin verbeterd heeft. De fundamentele
kritiek die van de zijde van de WR is geuit op dit rapport is juist.
Met name plaatst hij vraagtekens bij de opmerkingen van de heer van Dis bij de punten
1 tot en met 3 op pagina 2 van het voorstel.
Als het College stelt dat in feite te lage kosten in rekening gebracht worden bij het
storten dan denkt hij dat dit gevraagd zou kunnen worden in Lekkerkerk, waar men toch
vergunningen heeft afgegeven en waar dan zogenaamd gecontroleerd gestort werd. Daar
zit men nu met 200.000.000,-- kosten om de rotzooi weg te halen.
Onderzoeken zijn op dit moment gaande in de regio van Fijnaart, namelijk bij de Kragge
in Bergen op Zoom en ook in Steenbergen waar recente krantenberichten spreken van
stortingen die toch wel schade hebben aangebracht aan het milieu in de ruimste zin van
het woord, te weten mens, dier en plant.
Dat de gestorte hoeveelheden vuil niet bekend zijn kan het College aantonen aan de
hand van het inventarisatierapport dat is uigebracht door het Streekgewest zelf waarin
valt te constateren dat er hinderwetsvergunningen zijn afgegeven uit de jaren 1946 en
1948 die gegarandeerd niet zijn aangepast aan de eisen des tijds. Zeker niet aan de
chemische produktieprocessen die we nu kennen en waarvan de afval gestort wordt.
Het College stelt, dat in het rapport niet bekend is hoe de samenstelling van het vuil
is. Hij verwijst betreffende dit punt naar hetgeen hij eerder heeft opgesomd en waarvar
de resultaten op dit moment landelijk breeduit uitgemeten worden.
In het SVA-rapport wordt afgeweken van de opdracht die men heeft gekregen om naar aan
leiding van de problematiek binnen het Streekgewest te komen tot een gezamenlijke op
lossing van het huisvuilprobleem.
Deze 3 genoemde opmerkingen zijn beslist aan de betreffende stichting toegezonden.
De stichting heeft tot op heden echter nog niet gereageerd.
In de le inventarisatienota van het Streekgewest, die in 1978 is verschenen, heeft men
kunnen lezen dat het gaat om een aantal stortplaatsen in de regio. Men heeft dit alle
maal op een rij gezet, maar daarin wordt gesproken over gecontroleerd storten. Onder
gecontroleerd storten verstaat het College wel iets anders dan het in feite niet con
troleren, het niet weten wat in de grond gestopt wordt, met alle gevolgen van dien.
De heer van Dis constateert dat het uitgangspunt van het College is het handhaven van
de oven. Hij dient dit dan wel te zien binnen het Streekgewest Westelijk Noord Brabant,
zijnde de 18 gemeenten.
Op dit moment hebben 6 gemeenten nog de gemeenschappelijke regeling WR.
Zes andere gemeenten die in het verleden daar ook bij zaten hebben afgehaakt en zijn
ermee gestopt, zodat er dus 6 gemeenten overbleven.
Op dit moment is de vuilproblematiek zodanig dat er binnen 5 jaar regionaal een op
lossing dient te zijn. Als deze er niet is dein komen er een groot aantal gemeenten in
de problemen daar ze het huisvuil niet meer kwijt kunnen. Gedeputeerde Staten van
Noord Brabant geven geen vergunningen meer, bovendien dient de Streek te zoeken naar
een oplossing voor haar huisvuilproblematiek. Die oplossing ziet het College als volgt:
Er zijn op dit moment 18 gemeenten, er is een inventarisatie voor wat betreft de stort
plaatsen, er is een inventarisatie voor wat betreft het aantal tonnen huisvuil wat
per jaar wordt aangeboden en er is hetgeen bij de WR-gemeenten wordt aangeboden.
Er zullen, zoals in andere delen van Noord Brabant het geval is sinds invoering de
Nota Vuilzorg in 1976, samenwerkingsverbanden gevonden moeten worden om deze problema
tiek in solidariteit op te lossen. Er zullen hooguit 3 stortplaatsen moeten worden aan
gewezen, waarvoor uiteraard planologisch procedures noodzakelijk zijn. Daar dienen de
*8 gemeenten hun huisvuil kwijt te kunnen.