-12- Om een agent op de hoek van de straat te zetten die de overtreders bekeurt daarvan verwacht hij ook niet veel. Door het CDA is ook gesteld, dat het huidige onderhoudsschema van de wegen best herzien zou kunnen worden. Het college vindt dit ook. Hierover is reeds gesproken in de commissie openbare werken en be drijven, mede naar aanleiding van de plannen tot aanleg van de CAI. Hij deelt de heer van Dis mede, dat er in deze vergadering toen meer aan de orde is geweest dan alleen maar het voorstel om de lampen van de straatverlichting een half uur eerder uit te doen. In deze verga dering is tevens de begroting aan de orde geweest, waarbij ook de lampen ter sprake zijn geweest. Hij is het eens met de opmerking van de heer Bos, dat er momenteel ge werkt wordt met een sterk verouderd reglement van orde voor de verga deringen van de raad. Het lijkt hem raadzaam om hierover eens een discussiestuk op te stel len om dit te laten bekijken door het senioren-convent. In het regle ment komen inderdaad enkele verouderde bepalingen voor die een her ziening wenselijk maken. Hij wil de heer Bos thans geen antwoord ge ven op zijn vraag wat de bestemming van de panden Voorstraat 1-3-5 zal worden. Dit is een zaak die thuishoort bij het plan Centrum en er moet nog worden bezien wat daaruit komt. Dit geldt tevens voor het opvullen van de nog aanwezige open plekken. Voor de open plek bij de Sparwinkel is een schetsplan vervaardigd, dat hij (dhr. Bos) wil inzien, doch de voorzitter wil dit niet ter inzage geven. Hij vindt dit niet juist, omdat er nog andere zaken zijn die aan de orde moeten komen o.a. toetsing op de economische haalbaarheid Het is bovendien niet elegant tegenover de commissie ruimtelijke or dening om hierover thans reeds mededelingen te doen. Hijzelf heeft het schetsplan ook nog niet gezien. Het welzijnsplan kan de raad in het 2e kwartaal van 1980 tegemoet zien. Door de heer van Dis is gezegd "Eenmaal gekozen hebbend gaan wij door". Aan het slot van het antwoord op blz 2 staat dit niet, maar wel: "Eenmaal gekozen hebbend voor een dergelijke verdeling houdt in, dat men ook de rol van een individueel lid van het college accep teert". Hij zegt dit met zoveel woorden omdat j.edere taakverdeling of opvatting van werken aan verandering onderhevig kan zijn. Men moet ook inspelen op bepaalde situaties die zich voordoen. Hij heeft er daarom goed aan gedaan om letterlijk te citeren wat het antwoord van het college is geweest, met vermelding, dat alles voor verbete ring vatbaar is. Alleen de uitgangspunten liggen vast. Over de vraag over de eerdere toezending van de raadsstukken verwijst hij hem naar het schriftelijk antwoord van het college. Over Fort Sabina zegt de heer van Dis, dat de gemeente een flink aan deel in de kosten moet leveren - dit heeft het college zelf ge schreven - en hij vraagt wat dit inhoudt. Bij voorbaat zegt hij de heer van Dis) dat hij het niet eens is, dat de gemeente een flink aandeel in de kosten moet leveren. De gemeente zal wel voor de vóór-financiering moeten zorgen net zoals dit bij de restaura tie van monumenten het geval is. Over enkele jaren krijgt de gemeen te dan wel het geld van het rijk. Dit zal ook wel het geval zijn met Fort Sabina. Het aandeel van de kosten, dat uiteindelijk ten laste van de gemeente zal blijven, hangt af van wat men met het Fort wil gaan doen en wat de keuze van de toekomstige bestemming zal worden. Deze zaak is nog niet voldoende bekend. In februari 1980 zal de raad hierover een interimrapport worden aangeboden. Door de heer van Dis is ook gezegd, dat de onroerend goedbelasting niet bestemd is voor het onderhoud van de wegen, maar het sluitstuk van de begroting, waarop hij als antwoord wil geven, dat dit ook het geval was met het onderhoud van de wegen.

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1979 | | pagina 158