De heer Lauwers vraagt of het terrein wordt opgehoogd door Fijnaart Beheer danwel of dit een ander gaat doen. Wethouder Fakkers antwoordt hem, dat dit gebeurt in overleg met degene die het terrein aankoopt. De ongeveer 5 HA die thans worden verkocht behoeven dus niet te worden opgehoogd. De heer van Dis vraagt of het renteverlies, dat de gemeente eigenlijk weg geeft, uitsluitend betrekking heeft op deze 4S000 m2 of het gehele terrein, waarop wethouder Fakkers antwoordt dat dit slaat op deze 49000 m2. De raad besluit zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders. Voorstel tot verkoop ged. industrieterrein Dintelmond aan Slavenburg^ Bouw bedrijven B.V. te Schiedam/Dordrecht/40e wijziging gemeentebegroting en 11e wijziging begroting grondbedrijf 1979, volgnr. 79-XI-85. JlSheer van Dis vraagt waarom de t>ee bedrijven deze grond niet zelf aankopen en wat de aard van de bedrijven is. Wethouder Fakkers deelt hem mede, dat het college thans niet de vrijheid heeft om nadere mededelingen over de bedrijven te doen. Voor het verdere verwijst hij naar het antwoorddat door hem reeds is gegeven bij punt 9. Dat deze bedrijven niet zelf aankopen ligt in het feit, dat er momenteel een markt is voor de verhuur van bedrijfsgebouwen en daar kan de gemeente uiter aard ook op inspelen. De heer van Dis zegt, dat het antwoord van de wethouder hem een beetje onge rust maakt. Slavenburg's Bouwbedrijven blijft eigenaar van de gebouwen, die zij gaat verhuren. Als op een gegeven moment om de een of andere reden een bedrijf de huur wordt opgezegd en Slavenburg gaat het weer verhuren aan een ander bedrijf, dat b.v. niet milieu—vriendelijk is, wat voor mogelijkheden heeft de gemeente dan om dit tegen te gaan; of wat voor visie heeft het college daarop? Zijn de huurders reeds bij het college bekend? Wethouder Fakkers antwoordt, dat die nog niet bekend zijn bij het college. De voorzitter deelt de heer van Dis nog mede, dat de situatie "huurder andere huurder" in wezen dezelfde is als "koper andere koper". De heer van Dis merkt op, dat in de verkoopvoorwaarden staat vermeld, dat het college goedkeuring moet geven indien het terrein aan een ander wordt verkocht en als het verhuurd wordt aan een nieuwe huurder is de goedkeuring van het college niet vereist. De voorzitter moet hem gelijk geven, dat dit een terechte konstatering is. De gemeente heeft dan alleen maar de millieuwetten ter beschikking, waardoor een minder sterke positie ontstaat dan bij verkoop. Hij wil wel stellen, dat de gemeente met deze bevoegdheid wel spaarzaam moet omspringen. Het college zal alsnog proberen om deze bepaling in de koopakte opgenomen te krijgen, doch de gemeente kan betrokkene hiertoe niet meer verplichten, omdat inmiddels het voorlopig koopkontrakt is ondertekend. Dit is inderdaad een goede tip voor een volgende zaak. De raad besluit zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders. De voorzitter zegt nogmaals toe, dat het college zal proberen om de raadsleden meer tijd te geven om de stukken goed te bestuderen. Er is heus geen opzet in het spel. Aan de andere kant wil hij er voor pleiten, dat ten aanzien van dit soort voorstellen het college een slagvaardig beleid kan voeren. Hij wil er nog aan toevoegen, dat het college nooit iets zal verkopen be neden de door de raad vastgestelde kostprijs. Comptabiliteits- en andere voorstellen, volgnr. 79-XI-87. De heer van Dis vraagt of voor de verhuur van dit gebouw de raad geen toe- stemming moet verlenen, waarop de voorzitter hem mededeelt, dat dit krachtens een door de raad vastgesteld besluit aan het college is opgedragen.

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1979 | | pagina 144