-30-
De heer van Dis heeft goede nota genomen van de mededeling van de
voorzitter, dat het college deze 7% in het kader van Bestek '81
aan de hoge kant vindt. Er mag niet worden vergeten, dat een be
lastingverhoging een cumulatief effect heeft in de doorwerking
bv. in de kosten van levensonderhoud. Dit is ook de reden, dat zijn
fractie van mening is dat men daarmede zuinig moet zijn. Het gaat
hier niet om een groot bedrag, maar om het principe. Indien men
in Nederland allemaal de buikriem moet aanhalen moet de gemeente
dat ook doen. Men zou van de 7% ook 5% kunnen maken. In het ver
leden is wel gezegd: "We hebben met een inflatie tempo te maken".
Toen de inflatie bv. 9% was wérd voorgesteld om een verhoging in
te voeren van bv7% of 8%. Door zijn fractie is hiermede toen
akkoord gegaan. Maar nu ligt het net iets anders, en dit is de
reden voor zijn opmerking.
De voorzitter deelt de heer Evers mede, dat deze belasting is
ingevoerd per 1 januari 1977. In de verordening staat dat een taxa
tie geldt voor 5 jaar. Dit houdt in dat per 1 januari 1982 rekening
moet worden gehouden met de heffing van deze belasting op grond
van herziene taxaties. Er zal in de loop van 1981 dus een her-
taxatie van de bedragen moeten plaatsvinden.
De heer Evers vraagt of dit niet eerder kan geschieden in verband
met bezwaren die worden ingebracht omdat er taxaties zijn die niet
op deskundige wijze zijn geschied.
De voorzitter antwoordt, dat dit niet mogelijk is omdat die 5 jaar
een vrij hard gegeven is. Aj.s men het eerder zou doen dan zou men
bij de taxatie reeds rekening moeten hebben gehouden met de prijs
ontwikkeling gedurende een periode van bv. lV2 jaar.
Hij deelt de heer van Dis mede dat hij niet weet of men dit nu wel
principieel moet zien. Het gaat om klare cijfers. Of men princi
pieel vóór of principieel tegen belastingverhoging is maakt niets
uit voor de mensen die deze belasting moeten betalen.
De begroting van de algemene dienst vermeldt een bedrag van onge
veer 14 miljoen gulden. Als men dan praat over een verhoging van
de onroerend goedbelasting met 7%, die 35.000,oplevert,
waarvan men met 17.500,gten moeite heeft en met de andere
17.500,wel, dan kan men hier principieel wel tegen zijn,
doch op financiële gronden gaat hem dit toch wel te ver.
De heer Munters kan de heer van Dis in grote lijnen wel gelijk
geven, maar als men ziet wat dit in wezen per hoofd van het gezin
gaat betekenen gaat het maar om een klein bedrag. Waar mogelijk
moet men het college toch steunen en een kleine reserve mag er
best achter de hand blijven. Het CDA zal daarom het voorstel van
het collége steunen.
De heer"van Dis stelt als men dit landelijk beziet men wel praat
over een belastingverhoging van 85 miljoen. Als dit zou kunnen
worden teruggebracht tot 50 miljoen gebeurt er nogal wat.
De voorzitter antwoordt hem, dat het niet de bedoeling van het
college is om onder Bestek '81 uit te komen. Het college vindt
het uit een oogpunt van continuiteit in de gezonde positie van de
gemeentelijke financiën noodzakelijk om deze belasting met 7% te
verhogen
De heer van Dis dient zijn voorstel niet in.
De raad besluit overeenkomstig het voorstel van burgemeester en
wethouders. De fractie van de VVD wenst de aantekening geacht te
worden te hebben tegen gestemd.