-29- 7. Voorstel tot vaststelling van de Verordening onroerend goedbelas- tingen. inclusief wijziging van de tarieven/le wijziging gemeente begroting 1979, volgnr. 78-XIV-109. De heer van Dis vindt de argumentatie om deze belasting met 7 te verhogen, omdat de inflatie moet worden bijgehouden, niet goed. De inflatie ligt momenteel reeds onder de 7%. Deze 7% zijn ook aan de hoge kant, gezien het bezuinigingsplan Bestek '81. Er wordt gesteld, dat er nog 185.000,wordt overgehouden. Als daarvan 150.000,wordt af genomen brengt dit gekapitali seerd ook ongeveer 17.500,-.- op als dekking. Bovendien staat er in het Investeringsplan nog 100.000,die wordt gereserveerd voor toekomstige investeringen, waarvan het college nu nog niet weet welke deze zullen zijn. Men kan ook hiervan een gedeelte als dekking aanwijzen, zodat het mogelijk moet zijn om de verhoging niet groter te doen zijn dan 3% 4&. De voorzitter antwoordt, dat deze 7% verhoging ongeveer 35.000, uitmaakt. In dit verband komt hij terug op het verzoek van de heer Evers om de schriftelijke beantwoording van de voorzitter vooraf aan de raadsleden ter beschikking te stellen. Hij zal zich nog eens bteraden of hij in het vervolg deze schriftelijke beantwoording op de algemene beschouwingen aan de raadsleden ter beschikking zal stellen. Misschien zal in het seniorenconvent de wijze van het behandelen van de begroting aan de orde moeten worden gesteld. Hij heeft wel begrip voor het verzoek van de heer Evers en daarom zal hij het volgend jaar de schriftelijke beantwoording aan de raadsleden ter beschikking stellen. Hij deelt de heer van Dis mede, dat de verlaging van het uitkerings percentage uit het gemeentefonds voor 1979'in het kader van bestek '81 voor de gemeente een verlies betekent vanongeveer 30.000, Het college heeft niet op de subsidies willen bezuinigen, zodat het gat op een andere manier moet worden gedicht. In dit verband brengt hij in herinnering, dat er van uit de raad in het verleden stemmen zijn opgegaan om de belastingen regelmatig met een niet te hoog percentage te verhogen en niet, zoals wel eens is ge beurd, met een te fors percentage. Het college vindt, dat deze 7% verantwoord is en het staat nog te bezien of dit niet de Konin klijke goedkeuring zal verwerven. Als men met redelijke verhogingen komt zal men deze 314% extra, het geen een verhoging betekent van 15.000,20.000,verdeeld over 2000 gezinnen, best accepteren. Hij kan niet inzien dat daar voor het rijksbeleid wordt doorkruist. Door de heer van Dis zijn ook enkele bedragen genoemd, die als dekkingsmiddel zouden kunnen worden aangewend, waardoor met een kleinere verhoging zou kunnen worden volstaan. Dit;' is wel waar, maar het college heeft bewust voor deze verhoging gekozen. Dit zijn echter zaken die door een commissie voor de financiën zouden moeten worden behandeld en laat deze zich daarover maar eens buigen. Hij gelooft, dat het college toch aardig met haar beleid in de richting van de VVD komt, als gesteld wordt, dat niet alles moet worden opgemaakt wat er is verdiend. Indien de heer van Dis een voorstel wil indienen om deze belasting maar te verhogen met 3% moet dit worden be schouwd als een amendement op het.voorstel van het college en dan zal hij dit - indien het voldoende wordt ondersteund - in stemming brengen. De heer van Dis wil gaarne de mening van de andere fracties vernemen. De heer Evers deelt mede, dat zijn fractie geen moeite heeft met deze 7%. Wel wil hij nog gaarne vernemen wanneer de hertaxaties zullen plaatsvinden en hoe het dan gaat worden. Hij denkt dat het dan uiteindelijk meer zal gaan opbrengen dan 7%

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1978 | | pagina 196