- 7 - De heer Lauwers trekt ook het door de heer van der V/erf genoemde aantal honden in twijfel omdat hij ook regelmatig zijn hond uitlaat, maar nog nooit een derge lijk aantal honden heeft gezien. De voorzitter deelt de heer van der Werf mede, dat er een plan is opgesteld om de kreken te gaan beplanten en als daar riet in wordt gezet moet men dit niet het eerste jaar gaan korten en dit geldt ook voor andere planten. Als er rommel in deze kreken ligt dan is dit er niet vanwege de gemeente ingegooid doch door de bewoners. Hij vindt het jammer dat er mensen zijn die aannemen dat riet onkruid is en dat men hierdoor maar denkt dat men er een bende van kan maken. Ten aanzien van de ophokplicht van duiven deelt hij mede dat in afwijking van het ontwerp van de VNG voor een langere periode is geko2en, evenals dit nu al het geval is. De heer Dos merkt op dat enkele jaren geleden ook is besloten^het invoeren van een ophokplicht en dat dit jaarlijks zou worden bezien afhankelijk van de stand van het gewas. Als termijn is toen vastgesteld de periode van 15 maart tot 1 juni. J_tot De voorzitter zegt dat het ook de bedoeling is dat burgemeester en wethouders jaar lijks tussen deze periode in overleg met de agrariërs en duivenverenigingen een ophokplicht vaststellen. Hij deelt de heer van Dis mede dat het misschien wat vreemd aandoet ten aanzien van de normale rechtsgang. Wil men toch enige greep op dit kwaad kunnen hebben dan zal toch wel naar deze bepaling moeten worden gegrepen. Deze redactie is vastgesteld in overleg met politie-autoriteiten door de Ver. van Nederlandse Gemeenten. Hij is het niet met hem eens dat een politie-ambtenaar uit maakt wat recht is en wat geen recht is. De kantonrechter heeft in deze altijd nog het laatste woord. De heer Kannekens is het met de voorzitter eens dat de kantonrechter het laatste woord heeft, maar de politie-ambtenaar zal toch de bekeuring maken. Hij is het er ook niet mee eens dat de bewijslast zonder meer op de burger wordt gelegd. Dit is voor hem een onbillijke en onmogelijke zaak. De heer Munters deelt mede dat hij het eens is met de woorden van de heer van Dis en daarom is het omdraaien van de bewijslast voor zijn fractie een onverteerbare zaak. Hij verwijst in dit verband naar een recent geval in Moerdijk, hetgeen de wethouder wel bekend zal zijn. Zijn fractie is wel voorstander om de zaak zo schoon mogelijk te houden, maar dan moet men maar een andere methode hanteren. De heer van Dis is blij met de steun van de heren Kannekens en Munters. Het probleem is bekend en hij veroordeelt ook wat het college wil bestrijden, maar hij kan zijn stem aan deze redactie niet geven omdat het geneesmiddel erger is dan de kwaal. Zijn bezwaar is dat de politie in eerste instantie moet beoorde len of procesverbaal zal moeten worden opgemaakt. Het is een praktische onmogelijk heid dat de burger zijn onschuld zal moeten bewijzen. De heer Bos is het met de vorige sprekers eens. Hij wijst het college er op dat het herhaalde malen is voorgekomen dat ondanks het feit dat de inwoners allemaal een briefje hebben ontvangen wanneer het huisvuil zal worden opgehaald, dit 1^ dag langer bleef staan zonder kennisgeving. Dit gebeurde namelijk na een 2e paas- en 2e pinksterdag omdat de vuilniswagen eerst vuil op ging halen in een andere gemeente De ophaaldagen moeten gehandhaafd blijven. Hierdoor komt het voor dat er vele zakken kapot worden geschopt of gebeten met het gevolg dat er veel vuil op straat terecht komt, dat van gemeentewege ook niet opge ruimd wordt. Hij verklaart zich tegen. Wethouder Fakkers antwoordt de heer Bos dat volgens het schema het huisvuil in Fijnaart, Klundert en Willemstad in dag moet worden opgehaald. In dit schema zit totaal geen speling. Er is aan de gemeente Roosendaal en Nispen gevraagd om voor een halve dag een wagen met beladers ter beschikking te stellen, omdat onze gemeente het niet aankan. Wat betreft de aanbieding van het huisvuil deelt hij mede dat dit ook niet geschiedt volgens de vastgestelde regels. Hierdoor is het onmoge lijk voor de beladers om op tijd klaar te zijn.

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1976 | | pagina 71