- 3 -
3. Voorstel tot wijziging bouwverordening/11e en 13e wijziging, volgnr. 76-VII-71.
De heer Kannekens br~ngt nogmaals in herinnering dat de raadsleden met deze stapel
wijzigingen niets kunnen doen zolang zij niet in het bezit zijn van de originele
bouwverordening en dringt aan om deze alsnog aan de raadsleden ter beschikking te
stellen.
De voorzitter antwoordt hem dat het^/mogelijk is om deze wijzigingen te behandelen
zonder dat de raadsleden in het bezit zijn van de bouwverordening.wel
Hij zegt toe dat het college er eens serieus over zal nadenken om de raadsleden een
exemplaar van de originele bouwverordening te verstrekken.
De raad besluit zender hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van burge
meester en wethouders.
4. Voorstel tot vaststelling verordening bijdrage in herstel en reconstructie beeldbe
palende en karakteristieke woningen en gebouwen, volgnr. 76-VII-72
De heer Lauwsrs vraagt of deze verordening voor de gehele gemeente gaat gelden of
alleen voor het dorp.
De heer van der Werf had liever gezien dat het college had medegedeeld om welke
gebouwen het gaat. Er wordt een verordening in het leven geroepen zonder enige ken
nis van zaken. In artikel 4 van de verordening staat dat de bijdrage wordt toegekend
bij besluit van da raad, maar in artikel 8 staat, dat de uitbetaling van de toege
kende bijdraga geschiedt nadat de bedoelde werkzaamheden zijn uitgevoerd en nadat
zulks door of vanwege burgemeester en wethouders is geconstateerd en hen is geble
ken dat tegen uitbetaling geen bezwaar bestaat.
Hij vraagt zich af welk lid van het college zoveel kennis van zaken in de bouwwereld
heeft om te bevestigen dat het werk goed is opgeleverd. Naar zijn mening is geen
enkel lid hiertoe in staat. Indien deze verordening wordt aangenomen zal er nog een
bepaling in opgenomen dienen te worden dat een deskundige zijn advies hierover uit
brengt.
De heer Evers merkt het volgende op:
'Naar aanleiding van dit agendapunt zou ik de raad, alvorens dit voorstel te aanvaar
den, het volgende willen voorleggen
Tegelijk met het ontvangen van de raadsstukken ontving ik nummer 4 "Lactuur voor
het raadslid", uitgegeven door de VUGA. Hierin wordt door Mr. J.H.F. Leenman een
stukje geschreven over de lokale democratie en de relatie burger—ambtenaar.
Hierin schrijft hij:
"De burger voelt zich niet bij hst tsstuur betrokken. Dit is een gevolg van het
feit, dat hij geen greep heeft cp het lokale beleid en hij kan het gemeentelijk
beleid niet beïnvloeden.
Wat dit betreft zijn ook de mogelijkheden voor het raadslid te beperkt aanwezig.
De positie van de raadsleden wordt op velerlei manieren beperkt. Dit geschiedt
o.a. door een verder toenemen van het zelfbestuur ten koste van de autonomie".
Door dit voorstel van Uw college, hoe goed ook bedoeld, zonder meer aan te nemen,
wordt de ondernemingsgeest van het individu wederom verder aan banden gelegd.
Tevens is, door het aannemen van dit voorstel de mogelijkheid niet uitgesloten, dat
de aanvrager een groot gedeelte van de hem verplicht opgelegde voorschriften zelf
zal mosten betalen, aangezien hiervoor geen stringente maatregelen zijn genomen, of
misschien niet kunnen worden genomen.
Dat de willekeur van beoordeling ook hier niet is uitgesloten.
Wanneer ik gosd ben geïnformeerd staan toch ook in onze gemeente verschillende pan
den onder monumentenzorg. Wat voor moeilijkheden geeft dit niet bij herstel, of aan
passing van deze woningen? Denk alleen nog maar/aan het pand Boerendijk 9./even terug
Ik zou U de volgende vragen willen voorleggen:
a. Van waaruit is deze regeling geboren?
b. Is een tijdslimiet van 50 jaar niet veel te kort om te spreken van een beeld
bepalend en karakteristiek gebouw?