- 2 - De voorzitter wil de ontwerp-brief wel voorlezen, maar dan wil hij er niet uitge breid over discussiëren omdat het niet op dc agenda staat. De heer van Dis kan dit wel begrijpen, maar zijn probleem is dat het niet onder de ingekomen stukken staat, zodat de raad er geen besluit over kan nemen. Omdat het reeds een oude zaak is, die voor de heer Nieuwkerk urgent gaat worden, moet hij weer een maand op een beslissing wachten en dit betreurt hij. De heer Munters is van mening, dat stukken, vreemd aan de orde van de dag, alsnog aan de agenda kunnen worden toegevoegd, indien de meerderheid van de raad daartoe besluit. Hij vraagt om van deze gelegenheid gebruik te mogen maken. De voorzitter antwoordt hierop dat men de brief van de heer Nieuwkerk los meet zien van de brief, die het college voornemens is te verzenden aan Gedeouteerde Staten. Vervolgens leest hij het ontwerp van de brief aan Gedeputeerde Staten voor. Deze brief is nog niet verzonden, doch het is wel zaak dat dit snel gebeurt. Hij is nog steeds optimistisch al is het een lange weg die reeds is dgelegd en de weg, dis nog gevolgd moet worden is misschien ook nog lang. Hij blijft bij zijn ingenomen standpunt om er na afloop van de raad nog maar eens over te praten. Om thans over de herwaardering van de 22 noodwoningen te spreken vindt hij niet juist zonder dat de raad daarvoor de nodige informatie heeft verkre gen. De heren Munters en Kannekens hebben hier moeite mee. De heer van Dis vraagt op grond van artikel 13 van het Reglement van Orde aan de raad om dit thans te behandelen. De raad stemt hiermede in De heer Munters is van oordeel dat de raadsleden de beschikking moeten krijgen over de gegevens welke houten woningen er moeten verdwijnen en welke er moeten blijven staan. Verder is van belang wat zich in het verleden omtrent deze zaak heeft af gespeeld. Op een gegeven moment zijn aan een woning, die ingevolge het Ketenbesluit bekend stond, voorzieningen aangebracht, zodat het een definitieve woning is ge worden. Op dat moment is juist de narigheid begonnen en toen is het college prece denten gaan scheppen. Hij is daar in het verleden niet bijzonder gelukkig mee ge weest. Voor zichzelf heeft hij wel gezegd en geconstateerd nu het precedent gescha pen is, moet men doorgaan. Dit is een reële zaak, Gelijke monniken gelijke kappen. De heer van Dis is van mening dat de zaak Nieuwkerk langzamerhand tot een dorps affaire is uitgegroeid. Iedereen weet de feitelijke stand van zaken. Nieuwkerk is al jaren bezig om een vergunning te verkrijgen om zodanige veranderin gen aan zijn woning aan te brengen dat deze goed geschikt is om te bewonen. Door de heer Munters is reeds opgemerkt dat in het verleden zich ook zo'n geval heeft voorgedaan waarvoor toen wel vergunning is verleend. Het is moreel onverant woord om de heer Nieuwkerk nog langer in een onzekere situatie te laten. Twee jaar geleden heeft hij reeds een vergunning aangevraagd en er is nog steeds geen definitieve beslissing] op genomen. Aan hem zijn bepaalde toezeggingen gedaan en min of meer luchtspiegelingen voorgehouden. Hij is daarom van oordeel dat het college in^beleid ten aanzien van de zaak Nieuwkerk heeft gefaald, ^hot Hij wil daarom de navolgende motie indienen: "De raad der gemeente Fijnaart en Heijningen in vergadering bijeen op 29 april 1976, kennisgenomen hebbende van een schrijven van de heer Nieuwkerk gericht aan de raad, is van mening, dat het college van burgemeester en wethouders onmiddellijk een bouwvergunning dient te verstrekken, en gaat over tot de orde van de dag". De heer Kannekens vindt het een vreemde zaak dat juist dit ene geval uit de gemeen te Fijnaart en Heijningen van Gedeputeerde Staten zo'n tegenwerking krijgt. Gedeputeerde Staten willen geen verklaring van geen bezwaar dgeven ingevolge art. 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. In de buurgemeenten zijn wel zulke verklaringen verstrekt op grond waarvan burger meester en wethouders bouwvergunning konden verlenen om een stenen rnuur rond een houten woning tc plaatsen. Gedeputeerde Staten schieten dus verschrikkelijk tekort ten aanzien van de gemeente Fijnaart en Heijningen.

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1976 | | pagina 38