- 11 -
11. Voorstel tot onteigening perceelsgedeelten ten zuiden van de Molenstraat
en Kadedijk ten behoeve van aanleg riolering, volgnr. 76-XI-1Q6.
De heer van der Werf zegt dat het hem verbaasde dat geen enkel stuk in
de portefeuille lag waaruit de raadsleden konden opmaken welke pogingen
het college heeft ondernomen om de gronden via minnelijke weg in bezit
te krijgen. Hij vraagt of de betrokken eigenaren geen enkel schrifte
lijk verzoek van het college hebben gekregen waarin werd gesteld indien
zij vóór een bepaalde tijd niet zouden onderhandelen of verkopen, de
gemeente tot onteigening van de gronden zou overgaan. De betrokken eige
naren hebben het voornemen tot onteigening uit de courant moeten vernemen.
Hij gelooft dat de heer van Dis en de Gezusters Breure maar tweemaal een
verzoek van het college hebben gekregen. Hij vraagt of het juist is dat
bij de onderhandelingen tot aankoop van de grond van de heer van Dis
door laatstgenoemde als voorwaarde is gesteld dat de gemeente aan hem een
stukje grond naast zijn woning Kon. Julianastraat zal verkopen.
Hij wil ook weten of het waar is, dat tijdens de onderhandelingen door de
gemeentesecretaris de opmerking zou zijn gemaakt, dat de heren van Dis
ook niet de besten waren. Is dit niet zo dan hoort hij dit gaarne uit de
mond van de secretaris. Tijdens het gesprek zou door de heer Zwagemaker
de opmerking zijn gemaakt:" de heer van Dis was toen ook niet zo beroerd,
omdat hij de grond langs het trottoir in de Kerkring voor ƒ.1,aan de
gemeente heeft verkocht".
Wat de taktiek van de onderhandelingen betreft kan hij niet begrijpen
waarom deze zaak door de gemeente per 15 november j.l. in handen van
makelaar H. van Dis is gegeven.
Persoonlijk moet hij hier de nodige vraagtekens zetten. Het college heeft
bij de onderhandelingen gefaald. Als op deze manier besluiten moeten
worden gencmen zal hij om principiële redenen tegen dit voorstel stemmen.
De heer van Dis kan het wel enigszins met het gezegde van de heer van der
Werf eens zijn. Hij vraagt daarom ook hoe uitvoerig die onderhandelingen
geweest zijn.
Hij wil gaarne weten op welke punten de onderhandelingen zijn afgesprongen.
Is het eBn kwestie van prijs of volledige onwil?
De voorzitter deelt de heer van der Werf mede dat er lang is onderhandeld
om langs minnelijke weg tot overeenstemming te komen, Het is niet prettig
om te onteigenen, want dit werkt vertragend. Door de heer van der Werf
is reeds gesteld dat tot tweemaal toe de eigenaren schriftelijk zijn aan
geschreven. Bovendien zijn er mondelinge onderhandelingen geweest, met
de één wat meer dan de ander. Er zijn ook nog buitenlandse eigenaren bij.
Hieruit blijkt toch wel dat de commur.:' catie-kanalen zo goed en zo lang
mogelijk zijn open gehouden. Wat de koppeling betreft van het bezit van
een bepaalde mijnheer aan eventuele transacties tussen de gemeente en
diezelfde mijnheer zal het college proberen die los van elkaar te zien.
Dat een eigenaar dit niet doet is zijn goed recht en hij kan zich ook
nog voorstellen dat het niet zo gek is als hij dit doet.
Dat neemt niet weg - want de gemeente is ook altijd bezig naar de toekomst
toe - dat er bij één en dezelfde eigenaar wel eens een paar verzoeken
liggen van de gemeente om gronden in eigendom te verkrijgen van die eige
naar.
De heer van der Werf blijft van oordeel dat de onderhandelingen schrifte
lijk vastgelegd hadden moeten worden dan hadden de raadsleden kunnen zien
wat er gaande was.
De voorzitter deelt^mede dat er met alle eigenaren zowel schriftelijk als
mondeling is onderhandeld, ^hem