Hij stolt oen gezonde stroekbolangenbehartiging voor togen de achtergronden van de ontwikkelingen, welke reeds op gong zijn (industrialisatie) of welke in de nabije toekomst nog zullen plaatsvinden (tweede nationale luchthaven, milieuproblematiek). Hij vindt dat studie en standpuntbepaling over dergelijke zaken in een groot gev/est dienen plaats te vinden, op basis van gelijkheid en net inspraak van de burger. Als eenmaal het streokgewest Westelijk oord-Brabant tot stand zal zijn gekomen, vreest hij dat er een verschansingsproces tegen een groter gewest zal gaan optreden. Üe voorzitter antwoordt dat de ontwikkeling van de bovengemeentelijke bestuurs organen moeilijk meer is te keren, al wordt dia niet met enthousiasme ontvangen. Het betoog van de heer Fakkers richt zich niet zo zeer tegen de regeling, al ontleent hij daar wel enige argumenten aan, maar is in feite een pleidooi voor één gewest 'West-Brabant. Dit is vooralsnog een hersenschim. Er zijn \vê1 enkele gemeenten, die ook naar dat grote gewest willen, maar deze doen dat, nu geble ken is dot hun streven cn eigen renin te vormen, om daar als centrum gemeente te kunnen fungeren, niet is gelukt. Als men zich inzet voor één gewest West—Brabant dan keert men zich tegen gewest vorming op kleinere schaal en keert men zich tegen de vorming van bovengcrncente lijke bestuursorganen. Bij het streven naar dat grote gewest grijpt men be stuurlijk en organisatorisch te var. De uitspraak van de Provinciale Staten vóór 4 streckgewesten betekont in feite Noord-Brabant verdelen in 4 provincies» Dat de huidige opzet een verschansing zou betekenen tegen een groot gewest, ziet hij niet, want dan mnet men eerst weten wat de in hst vooruitzicht gestelde gewestwot zal brengen. En zover is het nog lang niet. Het ontwerp dezer wet zal nog wel drastisch worden herzien. Overigens is in dit ontwerp wel opgenomen de mogelijkheid voor rechtstreekse verkiezingen van leden der gewestraad. Maar of dan de kleinere gemeenten starker vertagenwoordigd zullen zijn, is de vraag, want net zijn altijd de grote gemeenten, die veruit het hoogste getal kiezers hebben. Men staat nu voor de keus al of niet te werken aan dc vorming van een niet te omvangrijke bestuursorgaan, waar het bovengemeontelijk denken al beoefend kan worden, in nadere afwachting van dc ontwikkelingen van een gewestwet. De keuze geschiedt weliswaar met bezwaren, maar het kan op het ogenblik niet anders dan op grond van de wet gameenschnppelijke regelingen. Üe heer Kgnneknns meent, dat bij ondervinding is gebleken dat voorzieningen krachtens gemeenschappelijke regelingen voor de burger niet goedkoper 2ijn. Hij pleit er daarom voor dat de gemeentelijke vertegenwoordigers goed moeten toezien, wat er gebeurt. De voorzitter deelt deze laatste mening en zegt dat die vertegenwoordigers daar uiterst kien moeten zijn en dat zij, wat informatie en documentatie betreft, steun moeten zoeken bij het hoofd van de gemeentelijke artninistratie. De heer Faldcgrs verwacht van dit streokgewest niet veel. Hij verwijst naar de omvangrijke literatuur die over gewestvorming bestaat. Hij zou het verstandiger vindon nog te wachten om intuss ?n de mogelijkheden uit te proberen, die het Streekplan '.Vest—Brabant biedt. Er zou dan een streekconmissie gevormd kunnen worden dio een gezonde streekbelangenbehartiging nastreeft. Oan haal je het go- heel uit de politieke sfeer en uit de belangensfeer van bepaalde gemeenten. Een dergelijke commissie wordt genoemd in de "Nota inspraak" van de provincie Noord-Brabant d.d. februari 1971. Da voorzitter zegt de heer Fakkers niet erg meer te begrijpen. Eerst pleit hij voor een groot gewest en nu stapt hij over op een commissie die het Streekplan zou moeten gaan waarmaken. IVelke bevoegdheden zou een dergelijke commissie moeten gaan krijgen? Dit is toch niet de oplossing als je spreekt over bovengemcentelijke bestuursorganen. Voorts beantwoordt de voorzitter enkele detailvragen vnn de heren 803 en !<ar>- nekens inzake nieuwe stemverhouding en mogelijkheid van toelating Van de ge meenten Oesterhout en Etten-Leur.

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1973 | | pagina 8