- 6 -
De voorzitter: Niemand meer?
Dan wil ik graag het woord gevan aan de commissaris.
De commissaris: Voorzitter, ik heb, een beetje spelenderwijs, een heel
kort antwoord gegeven aan mijnheer Kannekens, maar- ik wil het wel wat
langer maken
U weet dat de Minister zeer nadrukkelijk gesteld heeft in de Staten Gene
raal, dat niet over namen en personen zelf mag worden gesproken en ik
houd me aan deze regel. Dat is dan een beetje uitvoeriger.
De heer Kannekens: Dat is een duidelijk antwoord.
De commissaris: Ik wil beginnen met een opmerking waartoe zowel mijnheer
Fakkers als de heer van Dueren den Hollander mij uitlokken. Hoe ver staat
het nu eigenlijk met de benoeming. De sollicitaties zijn binnen; het zit
in dezelfde orde - ik heb ze niet exact voor me - maar het zit in dezelfde
orde van grootte als normaal; zo om en nabij 30 sollicitanten.
De inlichtingen die links en rechts gevraagd zijn over de sollicitanten
zijn ook binnen. En zeer binnenkort zal ik de sollicitanten, die ik nog
niet ken, ontvangen, om met hen te spreken, voorzover ik ze dus niet al
eens ontvangen heb.
Uit die sollicitanten zal de commissaris zijn aanbeveling aan de Minister
moeten inbrengen en dat kan hij pas doen als hij met hen gesproken heeft
en eventueel als hij, voorzover dat nog nodig zou zijn, nog nadere infor
maties van bepaalde mensen heeft gevraagd. Dan gaat zijn aanbeveling naar
de Minister toe. De Minister roept de sollicitanten op, meestal roept de
Minister de aanbevolenen op, soms roept hij nog weieens een ander op,
onderzoekt ook en stelt nadere informaties. Als hij het met mij eens is Jan
gaat het vlot, als hij net niet met mij eens is dan praat de Minister met
mij en dan komt daaruit uiteindelijk de aanbeveling van de Minister aan
de Koningin, die - zoals U weet - in Nederland nu de benoeming nog steeds
doet. Ik weet ook niet waar dat bericht vandaan komt dat in de krant ge
staan heeft, maar het is bepaald niet juist en niet correct geweest dat
men doet alsof die zaak al in kannen en kruiken is. Dan zou mijn bezoek
hier een schijnvertoning zijn. Mijn bezoek hier speelt zich af in het
open veld zoals het door de Minister open gesteld is en binnen de lijnen
die de Minister op het veld getrokken heeft. Ik heb dus goed geluisterd
- dacht ik - naar wat de sprekers uit Uw raad hier naar voren brachten
Als U nu maar goed wilt begrijpen dat U door Uw eigen voorwaarden, die U
gesteld heeft, het veld van keuze voor mij aanzienlijk vernauwd heeft. Als
de meerderheid van de raad zegt de man moet tot de C.H.U. zich bekennen
dan betekent dit, dat de sollicitanten die een andere politieke kleur op
geven - als ik mij zou verenigen met Uw profiel - dat ik die zou moeten
laten afvallen. Ik wil U wel zeggen dat ik van plan ben om de aanbeveling
aan de Minister te doen - ik heb ze nog niet gezien de kandidaten - maar
dat ik de aanbeveling aan de Minister zal doen naar eer en geweten met
mijn instelling en met mijn kennis van Brabant en ook van Fijnaart, naar
eer en geweten, de béste zal uitzoeken. En dat ik daarbij wel degelijk
rekening zal houden met de laatst bekende politieke verdeling in de ge
meente Fijnaart. En ook rekening zal houden met de geloofskleur, als ik
het zo mag noemen - het is altijd, een beetje griezelig om over geloof en
kleur te praten - maar in ieder geval met het christelijk belijdend aspect
van de kandidaat, wat ik ook meestal - en zeker in een geval als Fijnaart -
met de kandidaten zelf als mens tegenover mens zal laten uitspreken.
En dan moet U nog altijd hele scherpe ogen hebben en alleen de hemel zelf
kan het menselijk hart peilen wat het betekent dat je je katholiek of
protestant of hervormd of anti-revolutionair of welke nominatie dan ook
laat beschrijven. Het is dus een moeilijke zaak en ik beloof U dat ik