- 16 -
Dit is nu een typisch voorbeeld van samenspel, van geven en nemen. Het
heeft nns de gedachten ingegeven dat het gced is om het za te blijven doen,
eenvoudig omdat er te weinig woningen zijn en te voel woningzoekenden. Dus
heel bewust, daarom is Uw vraag een voltreffer, is dit niet alleen een ad
viescommissie voor burgemeester en wethouders maar voor dillen. Je zult
elkaar een beetje moeten vinden en de praktijk zal moeten uitwijzen of dit
gaat. Formeel behoudt iedereen zijn eigen verantwoordelijkheid.
Don de vraag van mijnheer Fokkers. Wij hebben dit nu juist zo neergeschreven
omdat we ook vroeger als burgemeester en wethouders altijd verhuurovereen
komsten hebben aangegaan zonder dat er een formeel delegatiebesluit was.
Dit is eigenlijk het staartje van onze discussie van vorige keer. U had toen,
hoe scherp het ook was, toch weer net niet helemaal gelijk want we deden
het eigenlijk altijd al fout. Het verdelen van woonruimte is namelijk iets
van publiekrechtelijke aard en het sluiten van huurovereenkomsten is iets
van privaatrechtelijke aard. Het eerste was vroeger bij burgemeester en
wethouders krachtens de Woonruimtewet, maar die wet is opgeheven. En het
tweede, namelijk het aangaan van huurovereenkomsten, behoort aan Uw raad,
maar is blijkens een jarenlang gebruik altijd bij burgemeester en wethou
ders geweest. Onder de oude wet konden burgemeester en wethouders een woning
vorderen die door de raad in strijd met hun toewijzing aan iemand anders
op een zakelijke grondslag was verhuurd.
De heer Fakkers: Betreffende dat vorderen, dan dienen we eerst weer die be
wuste commissie volgens de Woonruimtewet 1947 te raadplegen.
De voorzitter: Dat is iets heel anders. Als U er prijs op stelt kunt U
natuurlijk dat delegatie-besluit alsnog nemen. Maar je mag bepaaldelijk
stellen, omdat het al 15 of 20 jaar zo gebeurd is, dat er in wezen altijd
al een delegatie bestaan heeft. Wij gaan er van uit dat Uw raad - door het
instellen van deze commissie - dat uit handen blijft geven. Wil Uw raad
dat terug hebben, dan moet U dat maar zeggen, maar dat zou ik U niet aan
raden
De heer van Dis: Mijnheer de voorzitter, het leeuwenaandeel van de huizen
is in handen van de gemeente en de raad is bevoegd om deze huizen te ver
huren. Nu sta ik op het standpunt dat het meer wenselijk is dat die commis
sie uit raadsleden bestaat.
De voorzitter; Ik vrees dat Uw standpunt niet erg ondersteund wordt.
De heer van Dis; Dat wist ik al voordat ik het zei.
De heer van der Werf: Mijnheer de voorzitter, ik zag toch graag zwart op
wit staan dat die woningwetwoningen, die door de Woningbouwvereniging
"Fijnaart" gebouwd worden, cok verdeeld worden door de commissie.
De voorzitter; Dat kunt U niet zeggen. Volgens de wet moeten de woningbouw
verenigingen de woningen verdelen, maar als U het doet zoals de Woningbouw
vereniging "Fijnaart", dan neemt U het besluit dat U zich van die verdeling
onthoudt en dan legt U die verdeling in handen van burgemeester en wethouders,
mits zij accoord gaan met het advies van die commissie. Daarmee maakt men
die commissie sterker. Maar daar mogen wij niet in treden, dat moeten de
woningbouwverenigingen zelf wetenDaar heeft Uw raad niets over te ver
tellen
De heer van der Werf: Mijnheer de voorzitter, als je woningwetwoningen bouwt
heeft de raad er wel wat over te zeggenEen woningbouwvereniging mag die
woningwetwoningen bouwen, maar de verdeling blijft bij de gemeente.
De voorzitter; Ik zou het graag met U eens zijn, maar het is niet zo. Als
U van de Minister een woningwetwoning mag bauwen als woningbouwvereniging
don mag U hem tegenwoordig ook toewijzen, omdat de Woonruimtewet buiten
werking is gesteld. Dat is nu juist het verschil.