- 32 -
De heer Bos; Voorzitter, wij hebben ons altijd gericht aan hetgeen door
Gedeputeerde Staten werd weergegeven en daar wil ik me aan houden.
De voorzitter; Mijnheer van Dis, het is formeel juist wat U zegt maar in de
praktijk helaas niet.Gedeputeerde Staten hebben een brief gestuurd met
bepaalde richtlijnen. Die richtlijn is gewoon dat men wacht op hetgeen
Gedeputeerde Staten voorstellen .Omdat men voor alle gemeenten van dezelfde
klasse min of meer gelijke presentiegelden wil aanhoudenHet zou heel merk
waardig zijn als het hier f. 30,was en in Willemstad zeg maar I5»—
Dus wat dat betreft, hebt U niet helemaal gelijk. Ik moet U zeggen, wij
kunnen best met mijnheer Kannekens mee gaan, dat hij dat wil. Wij kunnen
ook met mijnheer van der Werf meevoelen. Wij zouden het liever formeel
en juist willen behandelen, hut is niet aan Uw raad om die presentiegelden
vast te stellen. Wij hebben gemerkt, met name van de heer Kannekens, dat het
verlangen bestaat om die presentiegelden iets te verhogen. Zou het nu
niet, zelfs met instemming van de heer van der Werf, mogelijk zijn om Gede
puteerde Staten gewoon te schrijven dat de hoogte der presentiegelden regel
matig onderwerp van gesprek uitmaakt in onze raad en hoe het staat met een
eventuele herziening?
Diverse raadsleden; Neen.
De heer van Dueren den Hollander; Ik ben er wel voor te vinden.
De heer Kannekens; Ik ben de voorsteller, maar ik heb het voorgesteld om
dat het al zo dikwijls geopperd is door de raadsleden. En daarom zou ik
van die neen-stemmers hun motivering weieens willen horen. Dat vind ik nu
zo gek.
De voorzitter: Kunnen we elkaar dan niet vinden in een voorstel?
Nogmaals U kunt niet verhogen, dat is dus het rechtsgegevenIk ben het met
mijnheer Kannekens eens dat er eerder voortdurend gezegd is: "moet dat nu
niet eens bekeken worden?". Dat wij nu unaniem als raad Gedeputeerde Staten
schrijven dat die verhoging regelmatig onderwerp van gesprek is geweest
en of er voorstellen van hun kant zijn te verwachten, daar kunt U toch moei
lijk bezwaar tegen hebben. Dat is vrij informatief en neutraal.
De heer van Dueren den Hollander: Ik zou het doen voorzitter, we moeten er
uit.
De heer van der Werf: Voorzitter, nog een keer, ik blijf er tegen en ikjstem
ook tegen dit voorstel en wel hierom. Wij moeten niet eerst voor onszelf
zorgen. We moeten eerst zorgen dat de buitenwacht niet tegen ons zegt, kijk
eens je zorgt eerst voor je presentiegeld en dan kom je met onze subsidie
regeling.
De voorzitter; Ik heb het voorstel van burgemeester en wethouders afgezwakt.
Wij schrijven Gedeputeerde Staten dat het regelmatig onderwerp van gesprek
uitmaakt en wij vragen of er voorstellen hunnerzijds voor een wijziging
van de presentiegelden zijn in te wachten.
De heer van der Werf; Ik blijf er tegen voorzitter.
De voorzitter; Dan moeten we er over gaan stommen.
De heer van Dis: Mijnheer de voorzitter, ik stel voor om de presentiegelden
te brengen op 25,
De voorzitter; Dat mag niet.
De heer van Dis; Wij bepalen toch of we een uitgave willen doen en Gede
puteerde Staten zijn bevoegd om dit al dan niet goed te keuren.