midden tussen de mensen komt, dat U daar weer gaat besturen over gewone men sen, En wij moeten niet denken omdat het daar nieuwe polders zijn, omdat daar dus eigenlijk mensen bij elkaar gekomen zijn uit diverse windstreken, dat het daarom mensen zijn die boven alle andere mensen verheven zijn. Dat is niet waar, het zijn mensen en ga op die manier met ze om. Neem mee wat U hier in Fijnaart misschien hebt mogen leveren. Wij kunnen wel zeggen: U woont in de "Goede Aarde", U was de eerste burgemeester, het was Uw eerste keer dat U zo bestuurlijk op ging treden. In goede aarde krijgt men een goed wortelgestel. Dat wortelgestel geven wij U mee. Daar kan Dronten duidelijk gebruik van gaan maken. Ze zullen het ook doen. Ik zie trouwens de heren lachen, ze stemmen daarmee in, het is niet het uitlachen want dat kunnen de ze mensen niet, Die menselijkheid daar zijn wij heel erg gelukkig mee, daar waren we gelukkig mee in het verleden, We zijn er alleen nog maar gelukkiger mee dat U dat op deze manier mee zult nemen. U kunt dat niet verloochenen. Mijn hartelijke gelukwensen, mijn geweldige onderstreping van de woorden, de religieuze woorden, van de loco-burgemeester. Die zal U ook moeten gaan gebruiken daar, wilt U komen waar U naar toe wilt dan mag U net zo hard blijven lopen als in deze gemeente. U mag net zo hard blijven rijden als in deze gemeente. Kortom U mag bestuurlijk optreden. Een burgemeester die is hoofd van de plaatselijke politie. Met mij naast U heeft U dikwijls harder gereden binnen de bebouwde kom dan 50 km. Dat is gewoon een trek van U. Dat is die snelheid, die ik toen al constateerde. Op die manier laten wij U graag gaan. U laat bij onze raad toch een groot stuk achter. Wij hebben nogal veel met U moeten verkeren. Opbouwers, zo nu en dan ook weieens tegenover elkaar staand. Het moet allemaal mogelijk zijn. Daarnaast moeten we als mens, dacht ik, elkaar steeds weer weten te vinden. Zo hebben wij met U verkeerd. Het doet mij wat dat ik dit los moet laten. Dat kan ik U uit de grond van mijn hart vertellen. Het is ook zo dat U een bijzonder luisteraar was, want wanneer wij binnen de raad met beschouwingen kwamen dan luisterde U kri tisch. Maar U wist altijd bijzonder plezierig ad rem, zeer zakelijk, diep ingrijpend, met een antwoord te komen. Dat sommige mensen daar perplex van staan daar was ik al gauw bij want ik ben wat verlegen van aard, maar dat be reikt U altijd. Dat doet U voortreffelijk. Ik geloof dat ik nu maar op moet houden anders schiet er voor de andere collega's niets meer over. Mijn vader heeft eens gezegd: Het is gevaarlijk alsmaar complimenten te ont vangen. Daar word je niet groot mee jongen, zei hij dan tegen mij, dus ik moet ook uit die overwegingen nu maar stoppen. Ik ben, dacht ik, gebrekkig als ik dan nu dank U wel zei, U een hand gaf, en ging zitten. Ik herinner me nog toen U kwam bracht U Uw vrouw mee. In diezelfde verwachting stonden wij toen ook ten aanzien van de burgermoeder. Ik heb ze zo toen zelfs ge noemd en ik heb er bij gezegd: Wij wisten van U al helemaal niets, maar de buitenkant zei ik toen, dat U een knappe burgermoeder bent, dat straalt er zo vanaf, dat was toen zo. Wij hebben ze binnen Fijnaart goed weten te be waren, want ik vind ze nog knap. Daar hoeft ze niet verlegen van te worden, want ik weet mijn grenzen, dus ik was gelukkig toen met U. De ondersteuning zal er altijd wel geweest zijn. Het is bij mij wel eens zo, als ik 's morgens thuis wat vervelend moet vurtrokken dan lukt het die dag niet. Dat was ook bij deze burgemeester zo. En ik heb het idee dat hij alle ochtenden plezie rig vertrok, want het lukte elko dag. Mevrouw van Veldhuizen, U was voor deze gemeente niet alleen naar de buitenkant een sieraad. Ik vond U namelijk ook, en dat is tijdens deze wandeling binnen onze gemeente gebleken, knap naar de geest. Voor deze zaken dank ik U beiden; en ik hoop dat het U bijzonder goed gaat. Burgemeester ik mag nogal eens in Dronten komen, ik ben er trouwens mee verzwagerd. Ik vond het bijzonder leuk toen ik tegen U zeiïWij sturen

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1971 | | pagina 344