- 34 - grote uitgaven die gedaan worden. Wanneer hij niet wil komen, ja dan zou ik zeggen dan is het heel gemakkelijk. De voorzitter; Mijnheer van Dis, mag ik nu, geen andere sprekers afwachtend, hier zo op antwoorden. Ik zou hier verder vanavond niet over willen praten. Ik heb het in eerste instantie niet geschuwd. Ik doe het nu wel omdat er het belang van een mens bij betrokken is. Ik zou U willen aanraden om zo spoedig mogelijk onder elkaar, omdat er een persoonlijk belang bij betrokken is, er over te spreken en er vandaag verder, zoals de beleidslijn tot nu is ge weest, althans in het openbaar niet verder over te handelen. Ik geloof dat ieder mens, iedere betrokkene er recht op heeft dat die voorzichtigheid in acht wordt genomen. Ik zou dus echt willen voorstellen daar verder niet op in te gaan. De heer Fakkers; Nu, dat voorstel van U kan ik dus onderstrepen, alleen hoop ik dan dat dit gesprek binnen een maand op gang gebracht kan worden* De voorzitter: Ik twijfel er niet aan of het moet mogelijk zijn dat dit ge sprek op gang wordt gebracht. Ik wil U dan alleen nogmaals zeggen dat naar mijn mening zo'n gesprek uitsluitend zin heeft als de raad unaniem tot de mening komt, zoals de raad eerder unaniem tot een mening is gekomen en zoals de oude raad werkelijk nog meer unaniem allang tot een oordeel was gekomen. Ik kan geen leiding meer geven aan dat gesprek. Ik geloof; dat is alleen maar goed. U kunt dat onderling wel doen. Laten wij hopen dat het verstan dig optraden van de wethouders in zoverre wordt beloond dat deze stoel wordt ingenomen. En dan geloof ik inderdaad dat dat een van de dingen is die U zou kunnen bespreken. Ik geloof persoonlijk niet, mijnheer van Dis, maar dat is dan het allerlaatste woord, ik geloof dan dat we moeten stoppen, ik ge loof niet dat dat moet resulteren in een andere beleidslijn dan die tot nu toe gevolgd is, want ik geloof dat de gevolgde beleidslijn verreweg de wijs te, verreweg de humaanste en de verstandigste geweest is. En ik ben blij dat we een, inderdaad nare zaak, tot nu toe op deze rustige wijze hebben kun nen behandelen. En ik reken er op dat U dat op deze wijze blijft doen. Deze discussie hierover zetten we dus vandaag niet voort. Wie van U mag ik in tweede instantie het woord geven? De heer Kannekens; Ik wil niet veel zeggen, mijnheer de voorzitter. Naar aanleiding van Uw opmerking wil ik enkel dit zeggen. U weet dat ik er gerust een grapje tussendoor gooi. U weet heel goed - en dat is geen grapje, dat heb ik ook met U besproken - dat ik zelf de wonden niet open trek die er ontstaan zijn. Ik vind het zeer jammer dat ze in die korte tijd na dat ge sprek met U, toch weer opengetrokken worden, en dat ik nog steeds niet met U en de bedoelde persoon aan tafel heb gezeten. Dat vind ik toch wel jammer. De voorzitter: Nu dat hoop ik dan, mijnheer Kannekens, nog met bijzonder veel genoegen te doen voordat ik de gemeente verlaat. U weet dat dat mij uit het hart gegrepen is en dat ik graag een gesprek met U zal voeren zoals ik zoveel gesprekken met U met bijzonder veel genoegen heb gevoerd. Wie van U nog meer? De heer Fakkers: Ja ook mijnheer de voorzitter, een zeer korte opmerking. Wat betreft die radendag in eigen gemeente. Daar ben ik wel een voorstander van. Laten we hopen dat iedereen aanwezig is gezien de ervaring in het ver leden. Dan ten tweede wat betreft die 800,voor die personeelsvereni ging. Ik zou die opmerking toch gemaakt hebben. Het gaat mij dus niet - U ziet dat een beetje verkeerd dacht ik - tegen de personeelsvereniging. Dat is persé niet het geval. Het gaat mij om de manier waarop dit bij ons komt. En punt 2. Ik vind een subsidie van 27,aan volwassen mensen vrij veel gezien hoe het ligt - eh dat heb ik ook duidelijk gesteld dacht ik - tegen de achtergrond van de huidige subsidieregelingen. Ook toekomstige subsidie regelingen kunnen nooit zo hoog zijn voor de jeugdorganisaties dat ze dit

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1971 | | pagina 330